Harry van Kuyk’s Kunstenaarsgoed

Kunstenaarsgoed

Boekomslag Kunstenaarsgoed

Letters
Harry van Kuyk is de kunstenaar van het alfabet, de graficus die met zijn ‘Groot Abecedarium’ letterlijk en figuurlijk een groots werk heeft verricht. Letterlijk omdat de houten kist met 26 in reliëfdruk uitgevoerde letters fysiek groot en groots is zonder grotesk te worden. Figuurlijk, omdat het meervoudige kunststuk een onvergetelijke indruk maakt, ook op ongeletterde kunstkenners. De kist met het bronzen zegel van Oscar Goedhart bevat bovendien zes zeefdrukken van letters, die kennelijk aan de eenvoudige, helderwitte uitvoering niet genoeg hadden. De kist leek onbetaalbaar, een ingelijste prent niet. Ik kocht de letter A – van Ad en Ans, maar ook van Aforisme en Aha – omdat de A de eerste en misschien beste letter van het alfabet is. De Z was in 1973 nog ver weg, de Omega ook. Dat ik veel gesprekken en glazen bier later toch nog een van de laatste Abecedaria kon bemachtigen, bevestigt het belang van de eerste ontmoeting in de City Bar, het verdwenen café van Jo Samson aan de Nijmeegse Houtstraat, waar tussen 1960 en 1980 veel kunstenaars en nog meer journalisten kind aan huis waren. Een enkele verdwaalde politicus vond daar zo geen gewillig oor, dan toch stamgasten, die bereid waren hem de les te lezen. Ook Harry van Kuyk, die mij leerde in de breedte te leven, omdat een mens – zo beweerde hij stellig – de lengte van zijn leven niet in de hand heeft. De diepgaande gesprekken gingen over allerlei zaken, ook politiek, waarbij afkeer en belangstelling even gemakkelijk in elkaar overgingen als antwoorden op zelf geformuleerde vragen. Wanneer ik nog in staat was Harry naar Bemmel te rijden, zetten wij in de keuken vlak bij zijn beroemde drukpers het gesprek voort, zonder tot een zinnige afronding te komen. Van stevige vriendschap was geen sprake, wel van respect en betrokkenheid, die even goed tot knallende ruzie konden leiden als tot begrip voor ieders positie. Harry zette mij vaak aan het denken, maar leerde mij ook als erelid van de visclub ’t Scholleke hoe je een schol kon laten rugzwemmen. Zijn visserslatijn tekent de veelzijdigheid van de man, die angst voor hersenen snijden omzette in een fraai gelaagd relief.

Woorden
Dat Harry van Kuyk met letters meer kon dan grafische lusten bot vieren, bleek uit de wijze, waarop hij de gesprekken in de City Bar voerde. Zijn taalgebruik muntte ondanks enige overdrijving uit in originaliteit en zorgvuldigheid. Het verbaasde zijn liefhebbers dan ook niet, dat hij in de reeks privé uitgaven ook tekstboeken ging uitbrengen. Letters werden woorden, woorden zinnen, en zinnen beschouwingen, van velerlei soort, zoals zijn boek ‘Gisteren – Legaat van vier en twintig uur’ (1990) bewijst. In dat boek vond ik het verhaal terug, dat hij ooit aan mij opdroeg om zijn visie op het Binnenhof te geven, de kaasstolp, waaronder het vroeger beter toeven was dan vandaag. Volgens Harry van Kuyk schijnt daar een groot gebrek te zijn aan briljante geesten, die in staat zijn met wat fors beledigende snuisterijen hun bloedsaaie betogen van wat slingers en lampions te voorzien om een collega voor Jan Aap te zetten’. Nee, dan Harry, die zijn tijd ver vooruit was: hij durfde wel te pleiten voor termen als ‘klootzak, idioot, hufter, zak of gewoon een lul of spinaziekut’. Die woorden treft de lezer in zijn nieuwste boek Kunstenaarsgoed niet aan. Trouwens, evenmin in andere uitgaven, die sinds Variaties op de Sectie Aurea (1972) en het Groot Abecedarium (1973) het licht hebben gezien: Tangram (1975), Grafinu (1976), Landschap (1980) en Cijfers (1988). Grafiek leent zich niet voor scheldwoorden, hooguit voor andere zinnenprikkeling. Bovendien schreven soms andere auteurs – denk aan Ovink en Eilander – de toelichting. Kerstmisser (1996) bleek een merkwaardige kruising tussen een novelle en een pamflet, niet voor niets de 13e in de reeks privé-uitgaven. In Horizontaal (1999) wisselt Harry van Kuyk de Ooyse landschapsbeelden af met gedichten, als
de eer tussen horizon en ik met links de waal en rechts de grens,
kort achter mij een heuvelrug lig jij  als ooit een land een huis geworden is
waarin gewoond mag worden heb ik de eer er in te verblijven.

Gave
 De ene letter is de andere niet. Die open deur geldt ook voor woorden en voor wat met woorden gedaan kan worden: proza en poëzie, fictie en non-fictie, polemiek en erotiek. Harry van Kuyk is niet de enige kunstenaar die de gave van pen, potlood en penseel weet te combineren. Zie en lees Lucebert, Jan Wolkers, Armando en Wim T. Schippers. Opmerkelijk is wel, dat hij diverse genres wil beoefenen, tot de kunst van aforismen toe. Het vriendenarchief met brieven en aantekeningen is een onuitputtelijke bron, waaruit Harry van Kuyk zijn hele en halve wijsheden put. Hoe is anders te verklaren, dat hij in ‘Kunstenaars-goed’ maar liefst 228 ‘in taal gegoten uitspraken en gedachten’ op kan schrijven, zonder in herhaling te vallen. Zelf schrijft de woord- en taalkunstenaar: Het zou vijf jaar duren eer ik de teksten vrijgemaakt had van de intieme vriendenkring, waarbinnen ze geboren warenDie mededeling roept de bijna wetenschappelijke vraag op of hier nou sprake is van inductie of deductie. Ik beantwoord die vraag niet om ‘de vreugde, de bewogenheid en nog meer betrokkenheid’, die Harry van Kuyk ‘met zijn beroep en de wereld daar omheen had en gelukkig in veel gevallen behouden heeft’ alle ruimte te geven. Die ruimte omvat een grote reeks beweringen, die de kunstenaar zelf geen stellingen wil noemen, omdat hij niet verwacht ooit promovendus te worden. Waarom niet, trouwens? Promovendus was ik zelf wel, in 1964. En stellingen had ik ook, zelfs over inductie en deductie. Toch houd ik meer van korte, liefst vier-lettergrepige uitspraken als Hier rust een fust (Kees Stip), Zeus Leve (Io Vivat), De leugen regeert of De uitloger liegt. Mijn oneliner Beter een stuk in de kraag dan tien in de krant is eigenlijk al te lang voor liefhebbers van ‘sweeping statements’.

Aforismen
Harry’s aforismen zijn soms opvallende uitspraken, dan weer echte stellingen, soms ook mini-essays, dan weer samenvattingen van (elders?) uitgewerkte of nog uit te werken gedachten. Ik ontleen aan ‘Kunstenaarsgoed’ enkele karakteristieke voorbeelden

  • Een paradoxale, lichtelijk overdreven, daardoor cynische uitspraak: Voor kunstenaars verwerp ik elke vorm van bescheidenheid. De maatschappij ziet ze so wie so niet staan
  • Een ‘laatste’, overigens te lange stelling bij een proefschrift: Het feestelijk uitreiken van geld, penningen, medailles en oorkonden aan kunstenaars is een sjieke variant op een van de acht zaligheden ‘De naakten kleden’
  • Een autobiografisch mini-essay: Jarenlang heb ik ervaring en informatie, mijn weten en dat wat ik zag in kaart gebracht. Het was niet meer dan een wegwijzer, een soort wegenkaart, naar en komend van nergens en toch een nuttig stuk gereedschap om te komen, waar ik naar toe wilde: het weinig. Zo dicht mogelijk bij het veelzeggende maar bijna niets, slechts gevuld  met, zoals Picasso het zegt: alles wat bedacht en weer verworpen is.

Het is goed dat er kunstenaars zijn. Het is nog beter, dat kunstenaars ook schrijven kunnen. Het is het allerbest, wanneer woorden beelden oproepen (en omgekeerd) waarmee het ‘Kunstenaarsgoed’ echte waarde krijgt, ook nu de ene norm de andere niet meer is. De tijd dringt in meer opzichten. In vier lettergrepen ‘It’s beer o’clock’

Voordracht bij presentatie van ‘Kunstenaarsgoed’, 17privé-uitgave van Harry van Kuyk, 10 oktober 2002 bij Boekhandel Dekker & van de Vegt te Nijmegen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.