Wandelen met Pasen: een oude gewoonte kwam tot leven. De winderige maar zonnige Eerste Paasdag bleek een mooie gelegenheid om met het familiedeel, dat op de Veluwe is gehuisvest, naar en om het befaamde optrekje van een nog befaamder Gelderse veldheer te wandelen: Kasteel Cannenburch, een statig slot van drie verdiepingen, dat Maarten van Rossem in 1543 liet bouwen op de resten van een nog ouder bouwwerk. Volgens oude documenten werd al in 1365 in Vaasen een kasteel, of wat daar destijds voor door mocht gaan, opgetrokken.
De ‘Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen’ kocht het kasteel in 1951 voor een symbolisch bedrag van de Staat, die het imposante bouwwerk na de oorlog in beslag had genomen. Na het geslacht Isendoorn, familie van veldheer Maarten van Rossem, waren Eduard baron van Lynden en de Duitse schilder Richard Cleve eigenaar van het in verval geraakte kasteel. Cannenburch was het eerste monument van de Stichting Gelders Landschap en Kasteelen, dat voor het publiek werd opengesteld. Tussen 1975 en 1981 werd het kasteel grondig gerestaureerd en opnieuw ingericht.
Maarten van Rossem, de krijgshaftige veldheer heet – in brons gegoten – de bezoekers van de fraaie kasteeltuin welkom, op een bank, die uitnodigt voor een hartelijke ontmoeting met de man, die op talloze plaatsen geschiedenis heeft geschreven. Niet altijd even zachtzinnig, maar dat doet er eeuwen later weinig meer toe. Hij vocht voor Karel van Egmont en Willem van Gulik, Berg en Dal en Kleef – hertogen van Gelderland – in hun strijd tegen keizer Karel V om de onafhankelijkheid van Gelderland.
Maarten van Rossem kon bogen op heel wat wapenfeiten, waaronder de verovering van Arnhem en Rhenen. Hij kende krijgslisten en wist hoe hij moest plunderen. Dat opportunisme hem niet vreemd was, bleek uit de overgang naar zijn oude vijand. Na de ondergang van het Hertogdom Gelre vocht hij de laatste jaren van zijn leven in dienst van keizer Karel V tegen Frankrijk. Maarten van Rossem heeft niet lang van zijn slot kunnen genieten. Hij overleed in 1555 na besmet te zijn geraakt met de pest. Ook in Arnhem herinnert een bijzonder bouwwerk aan Maarten van Rossum: het Duivelshuis. De vraag of de duivel het markante pand voor het oorlogsgeweld van 1944 had behoed, kon mijn vader in 1947 niet beantwoorden. Later leerde ik, dat het bouwwerk zijn naam dankt aan de saterbeelden op de gevel.
Dat Maarten van Rossum, die het huis had laten bouwen, geen lieverdje was zou bevestiging vinden in de naam van het Duivelshuis. Het woord ‘duivel’ zou slaan op het karakter en de vechtlust van Maarten, die zelfs in Den Haag uit stelen was geweest. Met stropen ‘verdiende’ geld gaf hij uit aan beeldhouwers en andere ambachtslieden. Het verhaal gaat, dat hij als tegenwicht tegen de Eusebiuskerk de kunstenaars opdroeg de gevel op te sieren met saters. Dat verhaal zou geloofwaardig zijn, ware het niet, dat sommige onderzoekers in de beelden historische figuren ontdekten. Het Duivelshuis blijft even mooi als mysterieus, zij het onvergelijkbaar met Maarten’s kasteel in Vaassens.
Terug naar Kasteel de Cannenburch en de uitgestrekte kasteeltuin, die een bezoek meer dan waard is. Het imposante bouwwerk met de even fraaie bijgebouwen markeert de grandeur van de 16e eeuw. Maarten van Rossum bracht de stijl van de renaissance naar Gelderland, door het beeldhouwwerk aan de gevel, maar ook door het aanbrengen van frontons: bekroning boven ingangen en vensters. De torenspitsen van het kasteel geven het bouwwerk een aparte uitstraling. Dat geldt ook voor de kasteeltuin, die ongetwijfeld van kleur verschiet in de vier jaargetijden.
De Paaswandelaars van 2016 zagen nog geen uitbundige kleuren. De lente deed zich nog niet voelen. Het ontbreken van groen gebladerte maakte wel de spanning tussen de rechte lijnen van het park en de contouren van de slingervijver zichtbaar. Een tastbare herinnering aan de gloriejaren van het 24 ha grote landgoed met zijn natuurlijke beken en hand gegraven sprengen is de enige watermolen, die is overgebleven van de twintig exemplaren in de naaste omgeving van het kasteel. De eenvoudige watermolen is – naast het indrukwekkende voorplein van Kasteel Cannenburch – een mooie achtergrond voor bezoekers, die willen weten enkele uren op een historische plaats vertoefd te hebben.
Op de terugweg rest de tocht door het befaamde Kersendijkje, hooguit twee honderd meter lang (of kort, natuurlijk) maar karakteristiek voor Vaassen en haar bijzondere kasteel: het tijdelijk huis van een bijzondere man. Maarten van Rossem was – als geschreven – geen lieverdje, maar heeft naast zijn naam en de talloze verhalen over zijn belevenissen fraaie bouwwerken nagelaten.
Wie meer wil weten over het boeiende leven van krijgs-, veld- en bouwheer Maarten van Rossem verwijs ik graag naar deel V van het Biografisch Woordenboek Gelderland, waarin Jan Kuys het een en ander heeft opgetekend over de vroegste bewoner van Kasteel Cannenburch. De auteur tekent daar wel bij aan: ‘Ondanks zijn grote bekendheid in heden en verleden weten we weinig over de persoon van van Rossem. Persoonlijke documenten of getuigenissen over zijn persoonlijkheid zijn vrijwel niet bewaard gebleven. Geschriften heeft hij niet nagelaten’. Bouwwerken dus wel, gelukkig maar.