Bescheiden bespiegelingen over geloof en Geest in een tijd, waarin niet-geloven de hoogste wijsheid lijkt
Ga je nog regelmatig naar de kerk? Die vraag stelden vrienden naar aanleiding van de indrukwekkende uitvaart en begrafenis van mijn echtgenote Ans, intussen alweer drie maanden geleden. Ik antwoordde bevestigend, zoals ik in de afgelopen jaren wel vaker had gedaan. Wie de cijfers van de kerkelijkheid volgt, verbaast zich niet over de vraag naar het praktiseren, ook niet wanneer de vraag komt van mensen die het geloof vaarwel hebben gezegd. De soms gestelde vervolgvragen – waarom geloof je nog, wat betekent geloven voor jou, waarom blijf je katholiek – zijn lastiger te beantwoorden, maar schuchtere pogingen ontmoeten meestal wel begrip. Welnu: het geloof geeft mij houvast, troost en bemoediging. De (katholieke) kerk versterkt de verbondenheid met een universele gemeenschap van mensen, over de grenzen van landen en continenten heen. Ook wijs ik op de natuur, mensen, dieren en planten, naar al wat leeft, dus naar de Schepping die niet door mensenhanden gemaakt kan zijn. Maar ik wijs ook op wat wel door veelal gelovige mensen tot stand is gebracht: kerken, kloosters en kathedralen, niet om de Schepper van het heelal naar de kroon te steken maar om Hem te eren. Dat die bouwwerken in Frankrijk en elders ook talloze on- of minder gelovigen boeien, is een positief teken aan de wand.
Het waarom van het geloven en het vasthouden aan de katholiciteit zette mij tijdens de Eucharistieviering van Pinksteren in de Nijmeegse Perus Canisiuskerk opnieuw aan het denken, waarschijnlijk niet toevallig op de dag waarop de kerk – vijftig dagen na Pasen – de neerdaling van de Heilige Geest over de apostelen herdenkt. Pinksteren markeert feitelijk het begin van de katholieke kerk. Aanleiding voor mijn denkwerk waren de lezingen uit de Handelingen van de Apostelen, de brief van Paulus aan de Galaten en het evangelie van Johannes. In dat evangelie belooft Jezus op de avond voor zijn lijden en dood aan de apostelen de zending van de Heilige Geest, die hen met de Vader en de Zoon gaat verbinden. Die zending stelde de apostelen in staat te getuigen over de verrezen Christus. Jezus werd gedreven door de Heilige Geest, vanaf die Pinksterdag in het jaar 33 gold die goddelijke kracht ook voor de apostelen, zo lees ik in Handelingen 2, 2-2:
“Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf”
De neerdaling van de Heilige Geest is een wonderlijk gebeuren, dat destijds volgens de Handelingen 2, 5-13 grote indruk maakte op de omstanders:
“Toen dat geluid opkwam, liep de menigte te hoop en raakte in verwarring, omdat iedereen hen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze stonden versteld en vroegen zich verwonderd af: `Maar dat zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken! Hoe is het dan mogelijk dat ieder van ons de taal van zijn geboortestreek hoort? Parten en Meden en Elamieten, en bewoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van God.‘
Theologen brengen het spreken in allerhande talen in verband met universaliteit of katholiciteit van de geloofsgemeenschap. De liefde van God geldt niet voor een volk maar voor alle volken, rassen en talen. Die katholiciteit spreekt mij van jong af aan, ook en vooral door wat Pater Picard M.S.C. mij leerde op het Katholiek Gelders Lyceum in de jaren, dat ik daar op school ging. Hij regisseerde trouwens ook het schooltoneel, tot in de Stadsschouwburg toe. Ik schopte het slechts tot souffleur, een overigens onmisbare figuur, Terug naar de Eucharistieviering van Pinksteren 2024, waar ook de voorgelezen passages uit de Brief van Paulus aan de Galaten mijn aandacht trokken. Ik doel op de verzen 5, 16-25 waarin Paulus zelfzucht en egoïsme afwijst. Hij waarschuwt zijn volgelingen ‘Wie zich zo misdragen. Zullen het koninkrijk Gos nooit erven’. Paulus plaatst tegenover een grote reeks uitingen van zelfzucht de vruchten van de Geest: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid. Goedheid, trouw, zachtheid en ingetogenheid.
Tijdens de Eucharistieviering droeg pastoor Eduard Kimman SJ het door de Nijmeegse kunstenaar Wim van Woerkom ontworpen rode Pinksterkazuifel. Rood staat symbool voor het vuur en de begeestering van de Geest. Ik zag die karakteristieke kleur een uur later terug in enkele rododendrons van het Begraafpark op de Heilig Landstichting, dat ik vrijwel elke zondag na de mis bezoek om even bij het graf van mijn lieve echtgenote Ans in stilte herinneringen te koesteren. Nadenken over de zin en opdracht van het leven is daar een vanzelfsprekende zaak, net zo als het genieten van wat de natuur en de (bijbelse) geschiedenis mij te bieden heeft. Het is voor mij een mooie vorm van rouwverwerking, die aansluit bij de aspecten van geloven en katholiciteit: de universaliteit van mens en natuur, het even moeilijke als uitdagende antwoord op de vraag, waartoe we op aarde zijn.
Mooi, Ad, ik ben blij dat het geloof voor jou een houvast is en dat je je darin verbonden voelt met Ans, die ik mij slechts in de kracht van haar leven herinner, ik ging rond 1981 weg uit Nijmegen.
Ik ben nu al meer dan 30 jaar lang langere tijd in Italie, op dezelfde plek tegenover Assisi, waar ik iets van een zekere ontroering en mystiek ervaar. Het geeft mij niet het geloof terug, vooral omdat Italianen er vaak theater van maken en ik de indruk krijg dat het oppervlakkiger is dan wat jij voelt.
Toch spreekt het element van onthechting en bevrijding mij aan.
Ik woonde ooit in de basiliek van Assisi een huwelijkssluiting mee van een echtpaar dat met de baby op de arm het feest onderging. De vreugde van die Franciscaan en het plezier in het kind was weldadig, er was geen verwijt, geen zondebesef, het enige was liefde. Daar gaat het om.