Met een knipoog naar ‘De Gelderlander’ tekent de kwasi-juornalist van De Knots&Burger herinneringen op aan de Carnavalvierdaagse van 2016, die – op de slotdag na – gelukkig niet in het water viel. Paraplus en regenjacks waren tijdens de topdagen niet nodig, Wico-Knotsen wel. Af en toe toonde de zon haar vroege-voorjaars-gezicht. Dat de harde wind de trouwe carnavalisten wel parten speelde, bleek kort voor de Sleuteloverdracht op Carnavalszaterdag. De technische ploeg had de grootst mogelijke moeite om de Ridder van Knotsenburg , die was ‘meegetroond’ op de tocht van het Stadhuis naar het Marikenpaleis, op zijn sokkel te hijsen.
Prins Stasiu I (Teunissen) wachtte geduldig tot de Ridder stevig was verankerd, waarna hij met Jeugdprins Tije I door een erehaag van Teune Soldaatjes onder de tonen van het Prinsenlied zijn opwachting maakte in het volle Marikenpaleis.
De in rood-blauwe pakken gestoken ‘Eregardeniers’ vormden een kleurrijke erehaag voor de ‘man uit hun midden’, de vierde stadsprins uit de gelederen van de Hofraad. Hele en halve Knotsenburgers staken hun bewondering niet onder stoelen of banken. Zij hadden tijdig in de gaten, dat de geweren niet doorgeladen waren.
Burgemeester Hubert Bruls stond grootmoedig de stadssleutels af, nadat hij opnieuw had laten horen en zien, dat in hem een aankomend buutreedner huist. Zelf zou hij dat een dag later ontkennen. Maar hij gaf toe met groot plezier – vaak in een woordenspel met de Waoterjokers – actuele kwesties te mogen belichten. Prins Stasiu I kreeg alle lof toegezwaaid, maar moest ook een (burge)meesterlijke reprimande incasseren. Zijn unieke besluit om af te zien van de aftrap bij NEC-AZ had immers tot de slechtste wedstrijd van de Nijmegenaren geleid. Bijgeloof loont niet altijd de moeite.
Eenmaal gewapend met de Stadssleutel verraste Prins Stasiu I de tijdelijk teruggetreden Hubert – kennelijk mocht hij de eerste burger met de voornaam noemen – en de luistergrage Knotsenburgers met een echt verjaardagscadeau: een immense taart met vijftig kaarsen, die pas aangesneden mocht worden nadat de jarige burgemeester alle kaarsen persoonlijk had uitgeblazen. Dat lukte wonderwel in drie forse blaasstoten, passend bij de postuur van de eerste burger. Hij kon zich geen mooiere verjaardag voorstellen, ondanks het geroep om een rondje voor in plaats van door de tent.
Die roep was niet nodig, omdat traditiegetrouw na de Sleuteloverdracht de bobo’s naar de Blauwe Steen trekken om zichzelf en de gewone Knotsenburgers van gemeentepils te voorzien. De Blauwe Schuit weet zich nog steeds verantwoordelijk voor de tijdelijke tapperij tussen de marktkramen. De eerste geel-blonde pilsjes werden getapt door Hubert Bruls, in een redelijk tempo maar met een te grote schuimkraag. Geen kniesoor die daar op lette. De dorst is even groot als het begrip voor de tapvaardigheid van de burgemeester.
Tussen de bedrijven door kreeg alleskunner Gerard van Groningen, oud-voorzitter van De Blauwe Schuit en met oud-stadsprinsen Nico I (Grijpink) en John I (Bertine) in de oertijd oprichter van de Nijmeegse Zomerfeesten een bijzondere steek: het Eresenatorschap van De Blauwe Schuit. Slechts enkelingen viel op, dat hij zijn boerenpet niet verwisselde voor het nieuwe hoofddeksel. Gerard bleef heer en boer: herenboer dus.