Op 4 januari 1978 werd ik tot verrassing van veel Knotsenburgers – naam van de carnaval-vierende inwoners van Nijmegen – geproclameerd tot Prins Ad I. Sinds dat gedenkwaardige ogenblik ben ik Knotsenburg trouw gebleven, tot op de dag van vandaag. De ex-prinsen van Knotsenburg hebben in 1981 het Prinsenconvent opgericht, een in die ‘oertijd’ informeel gezelschap, dat elkaar vervolgens elke maand trof in de toenmalige Stephens Pub van de Vereeniging. Het Prinsenconvent mocht vrijwel elk jaar een nieuw lid begroeten, met als gevolg dat de omvang van het bijzondere genootschap alsmaar toenam, tot zes en dertig leden nu. De eerste bijeenroeper was ex-prins Jan III (van Wichen), die van 1981 tot 1987 via vijftig gestencilde bulletins zijn ex-prinselijke vrienden uitnodigde voor de maandelijkse Prinsenborrel in de Vereeniging, de plaats waar het Prinsenconvent ontstaan was. Vanaf nummer 51 nam ik het redigeren en rondzenden van het bulletin over van Jan II. Schaaralaaf werd de naam van het periodiek, dat tot op de dag van vandaag verschijnt, zij het nu in digitale vorm. De teller van het periodiek staat inmiddels op 339 (februari 2022). Vanaf 2016 berust de eindredactie bij ex-prins Gerard I (Brouwer).
Met Carol I (Boef) en Wiet I (Benda) heb ik op basis van de in Schaaralaaf vastgelegde activiteiten in 1994 de toen nog prille geschiedenis van het Knotsenburger Prinsenconvent vastgelegd. Schaaralaaf: van nul tot n(x) heette dat geschrift, dat in de spelonken van de Stratemakerstoren door ex-prins Hans I (Velu) plechtig ten doop werd gehouden. Het was een anecdotisch smoelenboek van de stadsprinsen, die vanaf het ‘naoorlogse’ begin van het Nijmeegs caranval het voortouw hadden gekregen (of genomen). Hoewel gedrukt in zwart en wit gaf het boek toch een gevarieerd beeld van het Knotsenburgse Prinsdom vanaf Nico I (Grijpink), die zichzelf zelfs tot Grootvorst liet kronen, tot en met Ruud II (de Vries), juwelier en carnavalist tegelijk.
De Prinsen van Knotsenburg, die in de jaren na 1994 hun opwachting maakten, zagen het na de milleniumwisseling wel zitten om opnieuw een ‘smoelenboek’ uit te brengen, toen vanzelfsprekend in kleur. Carol Boef en ik kweten ons opnieuw van die in meer opzichten verzwaarde taak. De omvang en oplage van het boek werd fors verruimd. Elke ex-prins kreeg twee pagina’s om in woord en beeld volgens een vast ‘format’ herinneringen aan zijn ‘Prinsenkabinetsperiode’ op te halen. In 2009 was het zover: de officiele presentatie van Van de Prins geen kwaad: Carnaval in Nijmegen vroeger en nu in de Schepenhal van het Nijmeegs Stadhuis. De woorden ‘vroeger en nu’ werden waargemaakt door de opname van een bijdrage over de geschiedenis van het Nijmeegs carnaval, die ik eerder op verzoek van Numaga had geschreven voor het Numaga Jaarboek 2006. Het ‘Boek met alle stadse prinsen’ – aldus De Gelderlander – wordt elke twee jaar geactualiseerd door de uitgifte van vouwbladen met de herinneringen van de dan toegetreden ex-prinsen. Die vouwbladen zijn ook op de eerder genoemde website terug te vinden.