De ene en de andere centrale

Restanten van gesloopte Enige-kolencentrale in Nijmegen (Foto: Ad Lansink)

Twee, waarschijnlijk meervoudige springladingen waren voldoende om onlangs de al in 2016 stilgelegde Nijmeegse Engie-kolencentrale als een kaartenhuis ineen te doen zakken. De fiere schoorsteen en een klein deel van de centrale waren al eerder ten prooi gevallen aan de op veilige afstand werkende slopers. Toen het stof eenmaal was opgetrokken, resteerde een toch nog omvangrijk stalen geraamte, dat na enig snij- en hijswerk ongetwijfeld in handen valt van een of meer metaalrecyclingbedrijven. Aan de secundaire materialen van oude kolencentrales valt immers eer te behalen. En materiele winst, want de schaarste aan grondstoffen – ook herbruikbare bouwmaterialen – duurt nog steeds voort. De langdurige sloop van de vroegere Electrabel centrale deed mij terugdenken aan mijn politieke jeugdjaren. Als lid van de Nijmeegse gemeenteraad discussieerde ik in de jaren zeventig mee over de landschappelijke inpassing van de kolossale 585 MW-kolencentrale. Dat voor de voortzetting van de al sinds 1936 bestaande elektriciteitsproductie een moderne centrale noodzakelijk was, stond buiten kijf. De nieuwe centrale – een landmark op zichzelf – werd in 1982 met gepaste vreugde in bedrijf gesteld. Een soortgelijke welwillende opstelling viel de bijna gelijktijdige komst van een forse afvalverbrander ten deel. De destijdse afvoer van Nijmeegs restafval naar de VAM in Mierlo stuitte, zelfs als tijdelijke voorziening, op grote bezwaren. Anders dan bij de kolencentrale participeerden alle regionale overheden in de afvalverbrander. Later zou het Duitse Remundis gedeeld eigenaar worden van de Afvalverwerking Regio Nijmegen (ARN) in Weurt, die ook stroom zou gaan leveren aan het openbare net. Van concurrentie met de grote stroomproducent was geen sprake, wel van enige jaloezie, omdat de kolencentrale in tegenstelling tot de afvaloven op gunstige voorwaarden hout mocht bijstoken. Dat ‘ongelijke speelveld’ was voor de ARN-directie overigens geen belemmering om te ‘scoren’ met de levering van warmte, de verwerking van groenafval, de productie van biogas en – sinds kort – de recycling van luiers: allesbehalve gemakkelijke maar dankbare activiteiten. Achteraf kan worden vastgesteld, dat diversificatie – ik wijs ten overvloede op de levering van CO2 aan de tuinbouw en de toekomstige opwerking van bodemassen – afvalverwerkers als ARN en AVR geen windeieren hebben gelegd. Opvallend genoeg hebben afvalverbranders vandaag en morgen een zekerder bestaan dan kolencentrales, die niet of nauwelijks kunnen bijdragen aan de transitie naar circulaire economie. Restafval is brandstof en grondstof tegelijk, een kleine maar onmiskenbare schakel in huishoudelijke en bedrijfsmatige ketens. De ene centrale is de andere niet, functioneel noch circulair. 

(RMB, November 2022)