Van het een komt soms het ander. Het een: dat is in 2020 en waarschijnlijk ook daarna de coronapandemie, die de wereld nu al meer dan een half jaar in haar greep houdt. Het ander: dat is het Europese Herstelfonds van 750 miljard Euro, waarmee zwaar getroffen landen geholpen gaan worden. De Europese regeringsleiders hebben na langdurige onderhandelingen dat fonds ingesteld in de overtuiging, dat verbondenheid verplicht tot solidariteit. Die overtuiging wordt niet overal in dezelfde mate gevoeld, vandaar het gesteggel over leningen en subsidies. Ook de omvang van het fonds roept kritiek op, zelfs van het Europees Parlement, dat de verlaging van de communautaire uitgaven voor innovatie niet slikt. Over de vulling van het Herstelfonds is het laatste woord evenmin gezegd. Enkele landen, waaronder Nederland hebben de grootste moeite met Europese belastingen. Bovendien valt over de grondslag van de heffingen ook nog heel wat te steggelen. Een boeiend voorbeeld vormt de belasting op niet-gerecycleerd plastic verpakkingsafval, dat dus niet wordt hergebruikt maar verbrand. Die belasting moet al op 1 januari 2021 ingaan. Tachtig cent per kilo lijkt een redelijk en ook overzienbaar bedrag. Maar blijven de recyclage-percentages van een land te laag, dan is een forse afdracht aan Brussel het gevolg. Keerzijde is trouwens, dat bij fraaie recyclage-resultaten het Herstelfonds uit andere bronnen moet worden aangevuld. De opzet van de plasticbelasting moet overigens nog worden uitgewerkt. De voorgenomen koppeling aan het hergebruik van plastic houdt in, dat na de recyclage ook vast moet staan voor welk product of materiaal de secundaire grondstof wordt gebruikt. Recycleren, (tijdelijk) opslaan en exporteren zoals voor de befaamde China-ban lijkt dus uitgesloten. Andere belangrijke kwestie betreffen de specificaties en de kwaliteit van de secundaire plasticstromen. Of de kwaliteit van invloed is op de belastingvermindering is nog niet duidelijk. Datzelfde geldt voor de reikwijdte van de regelgeving. Anders gezegd: welke plastic verpakkingen vallen wel en welke niet onder de nieuwe maatregel. Nu al staat vast, dat de implementatie van een transparante en faire regeling nog veel hoofdbrekens zal kosten. De vraag is ook, waarom niet meteen gekozen is voor een belasting op virgin plastics. De inkomsten zijn dan beter voorspelbaar, en de prikkel voor recyclage en hergebruik is veel groter. De producenten zullen zich ongetwijfeld verzetten tegen heffingen op primaire grondstoffen. Maar ook de huidige plannen roepen verzet op, gelet op de waarschuwing van de Europese kunststoffenindustrie. De EuPC (European Plastic Converters) vreest een averechtse werking. Fiscale instrumenten zijn in de ogen van dit genootschap niet het geeigende middel om innovatieve investeringen te bevorderen. Het is een geluid dat vaker werd gehoord, ook jaren geleden in Nederland bij de discussies over de invoering van stort- en verbrandingsbelasting. Pogingen destijds om de opbrengst van die op zich gerechtvaardigde belastingen te ‘earmarken’ en terug te sluizen naar de sector voor investeringen in de recyclinginfrastructuur liepen vast op het dogma, dat belastingen nodig zijn om de algemene middelen van de overheid te voeden. Of de heffing op niet-recycleerbaar plastic verpakkingsafval een fiscaal verdienmodel wordt, blijft voorlopig even onzeker als de stimulering van recycling en hergebruik.