Het lijkt onbegonnen werk: bestrijding van ongenuanceerde uitspraken over nascheiding van plastic afval. Zelfs degelijke kwaliteitskranten als Trouw en NRC geven ruimte aan bestuurlijke eendagsvliegen en kortzichtige wetenschappers. Deze figuren hebben aan één invalshoek genoeg om de betekenis van laagwaardige nascheiding van kunststoffen hoger in te schalen dan het belang van hoogwaardige bronscheiding. Een recente kop in de NRC spreekt boekdelen: ‘Afval scheiden moet maar heel Nederland doet het anders’. Nuancering is koppenmakers meestal vreemd. Heel Nederland is immers overdreven, net `o als de impliciete stelling, dat er veel scheidingsopties zouden zijn. De lezer wordt opnieuw op het verkeerde been gezet door Raymond Gradus, permanent profeet van nascheiding. De hoogleraar economie aan de VU in Amsterdam beweert – na eigen onderzoek, dat wel – dat gemeenten via nascheiding van restafval méér herbruikbaar plastic materiaal ophalen dan gemeenten die kiezen voor bronscheiding. Eenmalig hergebruik als brandstof wordt gemakshalve meegerekend. Ophalen en inzamelen is overigens slechts een kant van deze doffe medaille. De andere kant betreft de bruikbaarheid en waarde van secundaire plasticstromen. Bronscheiding levert hoogwaardiger materiaal, dat ook gemakkelijker een weg vindt in producten met dezelfde of nagenoeg gelijke functie. De betekenis van bronscheiding voor inzameling en verwerking van papier, glas, textiel en metalen wordt intussen niet betwist. Het is plastic afval, dat kennelijk discussie oproept. Echter: ook plastic afval is waardevol materiaal, dat – anders dan Gradus in de media suggereerde – beter opnieuw gebruikt dan verbrand kan worden. Herbruikbare plasticstromen moeten uiteraard aan scherpe kwaliteitseisen voldoen. Menging met restafval vereist daarom extra wasbeurten, en soms ook extra nascheiding, zelfs wanneer gekozen wordt voor chemische recycling: omzetting in nieuwe componenten. Nu eindelijk de directe relatie tussen klimaatbeleid en circulaire economie wordt onderkend, verdient ook de aanpak van de vervuiling door kunststofaanval een ‘inclusieve’ benadering: afweging van alle voor- en nadelen van de systematische inzameling en verwerking van plastic afval. Preventie – gewichtsvermindering en levensduurverlenging – is overigens even essentieel als hergebruik met eenzelfde of een andere, waardevolle functie. De nieuwe ‘European Green Deal’ vraagt trouwens ook om een ruimere dan puur Nederlandse blik. In de afgelopen maanden is voldoende duidelijk geworden, dat geopolitieke factoren zoals de ‘China Ban’ op papier en plastics een grote invloed hebben op de Europese markten voor hergebruik. Volgens het Platform for Accelerating the Circular Economy (PACE)[1] was in 2019 de wereldwijde economie 8,6 % circulair tegen 9,1 % in 2017. Een snelle transitie naar circulaire economie is dus geen uitgemaakte zaak. Integendeel. De ondertitel van het door PACE uitgegeven ‘The Circularity GAP Report 2020’ luidt terecht: ‘When circularity goes from bad to worse: The power of countries to change the game’. Evenwichtige en transparante ‘gamechangers’ zijn nodig voor de overbrugging van de kloof tussen lineaire en circulaire economie. Een snelle transitie naar circulaire economie is dus geen uitgemaakte zaak is. Integendeel. Wie oog heeft voor duurzame ontwikkeling onderschrijft de oproep van ‘PACE-makers’ als Frans van Houten (Philips), Peter Bakker (WBCSD) en Feike Sijbesma (DSM): verklein de circulariteitskloof via wereldwijde samenwerking voor data- en kennisdeling, gericht op meervoudig en inclusief beleid. Waarvan acte. (Februari 2020)
[1] https://www.circularity-gap.world