Nederland kent sinds 2004 het fenomeen van de Duurzame Dinsdag. Op de eerste dinsdag van september onthaalt het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid met enkele partnerorganisaties een politiek gehoor op duurzame voorstellen. In de Duurzame Dinsdag-koffer bevindt zich elk jaar een reeks initiatieven, die de aandacht van Kabinet en Kamer verdienen. De beste voorstellen krijgen een prijs om verdere uitwerking te stimuleren. Met de Duurzame Troonrede, uitgesproken door een in duurzame kringen befaamd persoon krijgt de bijeenkomst een extra cachet. Op 1 september 2020 was de beurt aan Jan Jonker, hoogleraar duurzaam ondernemen aan de Radboud Universiteit en publicist over duurzaamheid en circulaire economie. De titel van zijn Duurzame Troonrede – Zeven breekijzers – beloofde op voorhand een stevige aanpak. Breekijzers worden immers eerder gezien als sloopgereedschap dan als constructief instrument. De overdrachtelijke betekenis wordt duidelijk, wanneer de breekijzers tegen het licht worden gehouden. In een politieke omgeving krijgen woorden trouwens vaker een meervoudige betekenis.De zeven breekijzers dragen stuk voor stuk een pittige lading, niet zozeer in staatsrechtelijke, maar wel in materiele zin. De meeste breekijzers van de Nijmeegse hoogleraar hebben namelijk een fiscale koevoet. Zou ik Jonker’s gereedschapskist moeten samenvatten, dan is dat met een vaak gehoord maar politiek moeilijk waar te maken doel: de vergroening van het belastingstelsel. Vijf van de zeven breekijzers behelzen namelijk fiscale thema’s: verschuiving van belasting op arbeid naar grondstofgebruik en milieuvervuiling; een op waarde-behoud gebaseerd en tegelijk sociaal en ecologisch verantwoord belastingstelsel; fiscale stimulering van burgerparticipatie bij voedselvoorziening, energiebeheer en mobiliteit; inkomensnivellering door het belasten van vermogen naast realisering van een basisinkomen; en geleidelijk uitbannen van niet-duurzame bedrijven, o.m. door belastingmaatregelen. De resterende breekijzers betreffen internalisering van milieukosten, een onderwerp waarvoor ik in1990 tevergeefs aandacht vroeg; en het evenmin nieuwe thema van de producentenverantwoordelijkheid. Jonker vraagt van het bedrijfsleven een steviger inbreng bij de realisering van productcirculariteit naast verdienstelijking: levering van diensten in plaats van verkoop van producten.Dat voor de vergroening van het belastingstelsel breekijzers nodig zijn, is al jaren bekend. De deur naar duurzame fiscaliteit staat hooguit op een kier dankzij belastingen op producten en diensten. Maar die belastingen zijn soms omstreden, of verkeerd ingezet. Zie bijvoorbeeld de BTW met de discutabele tariefsverhoging op diensten. Helaas vergeet Jonker in zijn Duurzame Troonrede de oorzaken van het uitblijven van fiscale vergroening. Dat is een gemiste kans, omdat die oorzaken moeten worden weggenomen wil van een serieuze vergroening sprake zijn. Die oorzaken zijn te vangen in drie woorden – draagkracht, harmonisatie, staatskas – en drie stellingen:
- het draagkrachtbeginsel vergt meer dan een vermogensheffing en een basisinkomen; bovendien passen belastingen naar draagkracht niet bij heffingen op grondstoffen en milieuvervuiling;
- de grensoverschrijdende dimensie van sociaal, economisch en ecologische beleid noopt tot afstemming en harmonisatie, een moeilijke opgave in Europa, waar gelijke speelvelden nu al een forse uitdaging vormen;
- het op peil houden van de algemene middelen vereist een permanente vulling van de staatskas; die zekerheid ontbreekt omdat klimaatbeleid en grondstoffenbeheer gediend zijn met reductie-doelstellingen.
Zijn Jonker’s breekijzers toereikend? Of moet eerst een ijsbreker de bevroren kanalen van het fiscale landschap bevaarbaar maken? Die vraag moet de politiek beantwoorden.