Het doet komisch aan: een brandbrief van vier afvalverbranders – ARN, Attero, AVR en EEW – die met een via sociale media verstuurde en dus onbrandbaar document de overheid oproepen om vooroordelen te verbranden. Om welke vooroordelen het gaat, is niet duidelijk. De importheffing waartegen de zelfbenoemde Afvalvergroeners te keer gaan is immers een op wettelijke grondslag gebaseerde belasting op afval, dat uit het buitenland wordt ingevoerd om eigen tekorten aan brandbaar afval aan te vullen. Bij de codificatie van de stort- en verbrandingsbelasting was van vooroordeel geen sprake, en evenmin van onderbuikgevoelens zoals de schrijvers van de brandbrief[i] in hun oproep suggereren. De fiscale afvalsturingsinstrumenten zijn terug te voeren op de in de Wet milieubeheer vastgelegde voorkeursvolgorde voor afvalbeheer. Zij vertalen het breed gedragen beginsel ‘de vervuiler betaalt’ in fiscale maatregelen. Opvallend is trouwens, dat de namen van andere grote afvalverbranders zoals Omrin en HVC en de Vereniging Afvalbedrijven de brandbrief niet ondertekend hebben. Toch schrijven de Afvalvergroeners de verbinding te zoeken tussen alle stakeholders en ketenspelers. Dat is een goed streven, evenals de in de brandbrief aangeduide noodzaak om gezamenlijk meer te recyclen: een terechte stelling, die alle afvalverwerkers zullen beamen. Waarom dan toch die opmerkelijke brandbrief? Ligt het antwoord in de grotere afhankelijkheid van het geïmporteerde afval om aan de toenemende vraag naar warmte te kunnen voldoen? Zijn het de nieuwe nascheidingslijnen, waarmee de uitroep ‘Het kan groener’ waargemaakt gaat worden? Of geeft het ook in andere kringen gesignaleerde verzet tegen specifieke heffingen de doorslag? Een helder antwoord is nodig, al was het alleen al om verdeeldheid te voorkomen. Intussen kan loutere verbranding van afval zonder opvang van CO2 moeilijk als vergroening worden geduid. De Afvalvergroeners noemen zichzelf waarschijnlijk zo, omdat het geïmporteerde afval anders in England gestort zou worden. De Nederlandse hulpvaardigheid valt te prijzen, maar verhoogt wel de uitstoot van CO2 in eigen land. Zolang de grensoverschrijdende aanpak van het klimaatvraagstuk en internationale normering van toelaatbare emissies buiten bereik blijven, past bescheidenheid bij de beoordeling van de eigen vergroenings-prestaties. Een transparante en verifieerbare aanduiding van de voor- en nadelen van de verbranding van – eventueel geïmporteerd – afval draagt meer bij aan het publieke draagvlak voor circulaire economie dan het verwijt van vooroordelen, die in geen velden of wegen te bekennen zijn. Tegenover de onmiskenbare voordelen als continue levering van warmte en winning van herbruikbare materialen uit bodem- en vliegas staan de nadelen van de uitstoot van fijn stof en de emissie van CO2. Een moeilijk kwantificeerbaar aspect betreft de verbranding van plastics. Anders gezegd: verhoging van de stookwaarde tegenover verlies aan secundaire materiaalstromen. Wat veelal ontbreekt, zijn harde en concrete cijfers. Outsiders kunnen zich nog steeds geen oordeel vormen over de winst- en verliesrekening van de waarde-ketens van afvalverwerking en -afvalverbranding. De Afvalvergroeners zouden zich met de overige afvalbedrijven – waar mogelijk in het verband van de VA-koepel – moeten kunnen vinden in een cijfermatige onderbouwing van de desnoods gedeeltelijke vergroening van de afvalketen. Getallen tellen, vooroordelen niet. (Recycling Magazine Benelux, dec 2020)