Stikstofgereutel en fosfaatgedoe: NRC-columnist Youp van het Hek bedacht twee verrassende woordcombinaties om het massale boerenprotest op het Haagse Malieveld te duiden. Het scheikundige deel van zijn hilarische termen sluit aan bij het inconsequente taalgebruik van politici en beleidmakers. Stikstof staat niet voor het alomtegenwoordige element, maar voor de schadelijke verbindingen: ammonia, stikstofoxiden en nitraten, een reeks schadelijke stoffen, die mens en natuur bedreigen. Opvallend genoeg worden fosfaten wel bij name genoemd, waarschijnlijk omdat deze fosforzouten een essentiële rol spelen bij al wat leeft. Fosfaten roepen daardoor weinig weerstand op. Signalen over de dreigende tekorten klinken luider dan waarschuwingen tegen mogelijke gevaren. Geopolitieke factoren kunnen zich bij winning en uitvoer van fosforertsen zozeer doen gelden, dat preventie en hergebruik zinnige trefwoorden worden, een uitdaging bij de verwerking van mest en slib. Intussen zijn de zorgen voor de negatieve effecten van stikstofverbindingen meer dan begrijpelijk. Stikstofgereutel is een leuk gevonden, maar te gemakkelijk woordenspel. Hilariteit is even kwalijk als wegkijken. De gevolgen van de uitstoot van ammoniak en stikstofoxiden en van de overbemesting met nitraten zijn afdoende bekend, ook onder politici, die met onnodig gedoogbeleid hun verantwoordelijkheid trachten te ontlopen. Dat zij daarbij – kennelijk als outsiders – ook nog twijfelen aan de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, illustreert de gemakzucht, waarmee bevindingen van deskundige onderzoekers en gerespecteerde instituten worden beoordeeld. Hoe zou het komen dat een of twee generaties geleden de uitkomsten van studies naar de uitstoot van stikstofoxiden door het wegverkeer relatief snel in effectief beleid werden omgezet? Waarom kon de bossterfte door zure regen binnen tien jaar een halt worden toegeroepen door de strakke emissie-eisen aan verbrandingsinstallaties en elektriciteitscentrales? Zou het komen, dat destijds in het politieke bedrijf rationaliteit hoger scoorde dan emotionaliteit? Of wisten politici en ambtenaren met een beta-achtergrond hun alpha- en gamma-collega’s beter uit te leggen, hoe met natuurwetenschappelijke inzichten moest worden omgegaan. Ik kom op deze vragen, omdat tijdens seminars en discussies over de voorkeursvolgorde voor het afvalbeleid vaak wordt gevraagd, op welke grondslagen die ladder van Lansink is gebaseerd. Ik noem dan het rapport van de Club van Rome over te verwachten grondstoffentekorten, maar wijs ook op de wetten van de thermodynamica. De bestudering van natuurfilosofie en de geschiedenis van de natuurwetenschappen droegen bij aan de voorliefde voor lange termijnbeleid. Vandaar de pleidooien voor een consistent op diversificatie gebaseerd energiebeleid, een coherente zorg voor natuur en milieu en een inclusieve transitie naar circulaire economie. Visionaire en verantwoordelijk politici, beleidmakers en uitvoerders – boeren, maar ook bouwers en andere ondernemers zouden moeten kiezen voor rationaliteit in plaats van emotionaliteit. Zij zouden kwaliteit boven kwaliteit moeten plaatsen en deelbelangen ondergeschikt moeten maken aan het algemene belang. Datzelfde geldt eigenlijk voor de media, die zich verantwoordelijk weten voor de vertaalslag naar de samenleving. Eenzijdige belichting van gecompliceerde vraagstukken staan een goede oplossing in de weg. Hoor en wederhoor zijn essentieel, zeker wanneer discutabele onderwerpen – denk aan de inzet van biomassa of bron- versus nascheiding – op tafel liggen. Visie en vertrouwen zijn sleutelwoorden voor alle personen en partijen in een verantwoordelijke samenleving.