Kunststofafval: meer gezichten

Schema voor de scheiding van kunststofafval

Trouwe lezers van de Afvalgids zien vaak in een oogopslag wat het digitale medium te bieden heeft. De koppen maken snel duidelijk, welke berichten nadere lezing waard zijn. Zo ook op een dag waarop plastic hoog scoorde: de helft van de berichten te maken met kunststofafval. Ik doel niet op het slechte nieuws dat de Ocean Cleanup van innovator Boy Slat het nog een jaar kan uitzingen, en evenmin op het vreemde bericht, dat in Utrecht een walvis van afvalplastic uit het water springt. Toegegeven: opvallende en nog samenhangende berichten ook: vervuiling van oceanen door plastic afval is immers de aanjager van publieke bezorgdheid. Nee: twee andere berichten met een tegengestelde strekking trokken mijn aandacht. De kop van eerste bericht ‘Van Veldhoven: Meer mogelijkheden voor tweede leven plastic’ riep positieve gevoelens op. Maar het tweede bericht,  een regel verder in het overzicht, bracht mij terug bij de harde werkelijkheid: ‘Plastic gewoon weer bij het restafval? In de regio Rotterdam doen ze het al’, zo luidde de (te) enthousiaste ‘Ankeiler’. Kennelijk zien de gemeenten rond de circulaire havenstad geen voordeel meer in de gescheiden inzameling van wat in het jargon PMD heet: plastic en metalen verpakkingen naast drankpakken. Elders in Nederland worden burgers terecht gewezen op het belang van gescheiden inzameling: terugwinning van waardevolle grondstoffen, waarvan nieuwe materialen en producten gemaakt kunnen worden. Zo niet in de regio Rotterdam, waar de burgers in de toekomst hun PMD weer bij het restafval mogen gooien om daarmee de scheidingsinstallatie van AVR te voeden. Of de kwaliteit van de recyclaten uit nascheiding opweegt tegen die van secundaire grondstoffen, verkregen uit gescheiden inzameling valt nog te bezien. Datzelfde geldt voor de toepassing van chemische recycling, waardoor het bereik van gerecycleerde monostromen kan worden vergroot. De vraag klemt dus, of de koerswijziging naar industriële nascheiding secundaire kunststoffen oplevert, die aan alle kwaliteitseisen voldoen om in enigerlei vorm aan een tweede leven te beginnen. Wordt een deel van de plastic stromen uit nascheiding verbrand of in biogas omgezet, dan raakt circulariteit buiten beeld. Terugwinning van energie is mooi, productie van stoom en warmte ook. Maar ‘virgin materials’ worden dan niet uitgespaard en CO2-reductie wordt evenmin waargemaakt. Wat dat betreft dragen inzameling en verwerking van harde plastics – tuinmeubelen, plastic buizen, speelgoed – meer bij aan de circulaire economie. De recyclers van harde plastics verdienen meer aandacht. Kwantitatief gaat het weliswaar om een kleiner deel van de markt. Maar daar staat tegenover, dat vrijwel alle ingezamelde secundaire harde kunststoffen door producenten in nieuwe producten worden omgezet. De Nederlandse verwerkers van hard plastic afval hebben – zo hoor ik – voldoende capaciteit om meer input te verwerken. Wanneer alle gemeentelijke milieustraten hun ingezamelde harde plastics aanbieden, dan komt de circulaire economie weer stappen dichterbij. Voor nagescheiden verpakkingsafval geldt dat alleen, wanneer de kwaliteit van de secundaire stromen aan alle eisen voldoet. Verbranding van die stromen zou uitgesloten moeten worden. (MRB, Februari 2019)