Keuzestress

De berichtenstroom over het debacle van het Amsterdams Energie Bedrijf (AEB) is nog niet opgedroogd. Integendeel. In het kielzog van die toch al pittige problematiek worden intussen andere spanningsvelden zichtbaar: focus op recycling of verbranding, keuze tussen overheid en markt, evenwicht tussen zorgplicht en verantwoordelijkheid en – in de zijlijn – maar toch: de vraag of en hoe financiële beleidsinstrumenten ingezet moeten worden bij het afvalbeheer. De actualiteit van dat laatste punt is te danken aan bedrijven, die hun hulp bij het wegwerken van de Amsterdamse afvalbergen koppelen aan het afzien van de in het Klimaatakkoord afgesproken belasting op geïmporteerd afval. Sommige afvalbedrijven – Attero bij voorbeeld – grijpen bij hun verzet tegen de importbelasting op brandbaar afval de voeding van warmtenetten aan. Dat verzet tegen die op het vervuiler betaalt principe gebaseerde belasting is even begrijpelijk als discutabel. Begrijpelijk, omdat de financiële positie van de afvalverbranders weinig ruimte laat voor extra lasten. Maar discutabel, omdat import van afval op langere termijn niet structureel en dus onhoudbaar is. Engeland zal eerder vroeg dan laat inzien, dat de afvalhiërarchie van preventie, hergebruik en recycling voorkeur verdient boven de export van afval naar Nederland. Zelfs nuttige toepassing via moderne afvalverbranding wordt aan de overzijde van het Kanaal steeds aantrekkelijker, nu Engelse beleidmakers meer oog krijgen voor de waarde van hergebruik, recycling en energieterugwinning. De Nederlandse afvalverbranders weten ook, waarom de importbelasting is opgenomen in het Klimaatplan. Intussen is aan de samenleving moeilijk uit te leggen, waarom Nederland moet opdraaien voor de aan Engeland toe te rekenen CO2-uitstoot. Ook vraagt menigeen zich af, hoe het zit met de kosten van transport en de daarmee gemoeide emissies. Of is gesleep over grote afstanden acceptabel, nu Irado Zuid-Hollands afval naar het hoge noorden transporteert om dat afval bij Omrin te laten nascheiden en gedeeltelijk te laten verbranden?  Wie de ontwikkelingen in de afvalsector overziet, kan zich niet aan de indruk onttrekken, dat zowel de overheid als een deel van de sector geplaagd worden door keuzestress: uitstel of nalaten van heldere keuzes vanwege de complexiteit of het controversieel karakter van de besluitvorming. Permanente voeding van warmtenetten – ook een wens van de overheid – vergt continue aanlevering van brandbaar afval. Maar dat staat weer haaks op het streven naar circulaire economie, zeker wanneer daar de doelstelling 100% aan gehangen wordt. Keuzestress is ook voelbaar in de vraag, of de opbrengst van financiële sturingsmiddelen zoals stort-, verbrandings- en importbelastingen altijd in de pot van de algemene middelen terecht moeten komen. Die lijn is te verdedigen, wanneer de grondslag van de belasting ook algemeen zou zijn: dus gebaseerd op de hoeveelheid uitgestoten CO2. Maar zolang daarvan geen sprake is, is ook de importbelasting op afval een willekeurige maatregel, die averechts kan werken op bovenliggende doelstellingen van klimaatbeleid en circulaire economie. Keuzestress verminderen of liever nog wegnemen: dat is een gedeelde taak van overheid en bedrijfsleven. Heldere keuzes zijn geboden, ook bij het vrijwel alles omvattende klimaatbeleid. De overlapping met circulaire economie vergt een innovatieve overheid, ook op fiscaal gebied: vandaar de vraagtekens bij de importbelasting op afval. (RMB Sep-Oct 2019)