Van afval naar grondstof blijft ook buiten Nederland een pittige uitdaging. Dat leerde ik een jaar geleden, toen ik op verzoek van Ragn Sells – het befaamde Zweedse private afval- en recyclingbedrijf – voor een aandachtig gehoor de relatie tussen afvalhiërarchie en circulaire economie uiteen mocht zetten. De geslaagde uitwisseling van kennis en ervaring leidde tot twee recente invitaties uit Sollentuna: een ‘keynote speech’ in Stockholm tijdens een boeiende ‘dinner-meeting’ met veertig gasten, een dag later gevolgd door actieve deelname aan Framtidsdagen 2019[i]: het jaarlijkse door de Ragnar Sellberg Foundation in Satra Guard georganiseerde seminar over trends en innovaties in afvalbeheer en recycling. Wie taalvaardig is weet waarschijnlijk, dat Framtidsdagen staat voor Future Days of Toekomstdagen. Welnu, ik kreeg ruimschoots de tijd om met de in 1979 al circulaire opzet van de Ladder van Lansink de focus te verleggen van lineaire afvalverwerking naar circulair ketenbeheer. Dat daarbij de kernelementen van de nog altijd actuele afvalhiërarchie – preventie, hergebruik en recycling – essentieel blijven, stond op voorhand vast. Maar hoge recyclingpercentages zijn niet alleen zalig makend. Van nog groter belang is het antwoord op terechte vraag, wat er met de herwonnen materiaalstromen gedaan wordt. Anders gezegd: blijft de ingebouwde waarde – voorbeelden: zuiver materiaal of bruikbare energie – behouden en wordt nieuwe of aanvullende waarde gecreëerd. Optimalisering van hergebruik vergt immers naast vergroting van de opbrengst ook een toereikende kwaliteit van de secundaire grondstoffen.
Het voldoen aan die door producenten terecht gestelde randvoorwaarde vraagt om ‘system thinking’: inclusief denken en handelen van de bij het ketenbeheer betrokken partijen, en ook van de overheid die via wetgeving en financiële beleidsinstrumenten de transitie naar circulaire economie moet faciliteren. De deelnemers aan Framtidsdagen 2019 worstelden daarbij wel met de vraag, of het voortouw bij de overheid of het bedrijfsleven ligt. Hoewel de ‘waarheid’ meestal in het midden ligt, is de weg naar circulariteit, ook gelet op vanwege de criteria van tijd, functie en plaats, te gecompliceerd voor een rechttoe-rechtaan ‘routemap’. Daarom hield ik het bij Framtidsdagen 2019 op gedeelde en – naar gelang het thema – wisselende verantwoordelijkheid van overheid en bedrijfsleven. Was het toeval, dat mij enkele uren na terugkeer uit Zweden via Twitter een tweevoudige beleidslijn van Omrin opviel? De Friese afvalverwerker pleit namelijk voor bronscheiding, waar het moet (gft, papier, glas, textiel) en nascheiding, waar het kan (metalen, drankenkartons en kunststof verpakkingen). Omrin zegt te focussen op maximaal hergebruik en lage kosten, een even nobel als discutabel streven, omdat met deze dubbele doelstelling het kwaliteitscriterium het loodje dreigt te leggen. Maximalisering van de opbrengst aan secundaire en tertiaire grondstoffen is de moeite waard. Maar wanneer die herwonnen grondstoffen door onvoldoende kwaliteit geen plaats kunnen verwerven in circulaire ketens, daalt de waarde en dus ook het zicht op lagere netto kosten. Vooral kunststoffen vergen aandacht om downcycling of verbranding te voorkomen. Chemische recycling is, indien voldoende ontwikkeld, een oplossing. Intussen geeft Omrin’s onderscheid tussen moeten en kunnen te denken en te doen: wellicht een Nederlandse versie van Framtidsdagen: een interessante vorm van kennisdeling, de toekomst tegemoet.
[i]Zie vanaf minuut 2.00: https://youtu.be/dYeQC457ZCU