De slogans ‘gasloos’ en ‘van gas los’ lijken toepasselijke anagrammen voor het dichtdraaien van de Groningse gaskraan, die Nederland tot voor kort veel welvaart bracht. Een historisch besluit heette het meteen, de brief van minister Piebes, die in tegenstelling tot zijn voorganger Kamp de onverwachte daad bij het nauwelijks verwachte woord voegde. Historisch is die kordaatheid wel, maar inhoudelijk valt er veel op af te dingen. Toen in 1963 de gaswinning officieel begon, stond immers al vast dat de immense gasvoorraad ooit uitgeput zou raken. Dat ‘ooit’ lag niet eens zo ver weg. Iedereen wist dat de gasbel een eindige omvang had. Sterker nog: niemand vond dat erg, want kernenergie – de energiebron voor de toekomst – was in aantocht. Nederland exporteerde in de eerste jaren van de winning het gas graag naar andere landen om het bruto nationaal product op te poetsen. Dat daarbij te lage tarieven in rekening werden gebracht, werd op de (mis)koop toegenomen, ook al verzachtten latere correcties de pijn. Jarenlang koesterde Nederland zich in de warmte van de eigen gasrotonde, die verder werd gevoed door het kleine-velden-beleid. Na 2005 kantelde het beeld, eerst geleidelijk, omdat het Nederlandse aardgas een schone, energierijke brandstof was, waarmee flexibel stroom kon worden opgewekt.
Maar toenemende zorgen over het broeikaseffect en pleidooien voor een stevig klimaatbeleid raakten naast de kolenstook ook de inzet van aardgas. Klimaatalarmisten scheren nu eenmaal graag alle fossiele energiedragers over een kam. De afkeer van aardgas kreeg nog krachtiger impulsen door de aardbevingen, die in aantal en kracht toenamen, met scheuren in gebouwen als stille getuigen. Minder stil hielden zich de Groningers, die te lang op begrip en schadevergoeding hadden moeten wachten. Hun ongeduld is begrijpelijk, en hun angsten nog meer. Toch klemt de vraag of met het ‘historische’ besluit de bevingen tot het verleden gaan behoren. Dat staat evenmin vast als het halen van alle mooie klimaatdoelstellingen. Ongewis blijft ook, hoe Nederland de vraag naar warmte gaat oplossen. De installateurs, en ook de milieuorganisaties weten het wel: bodemwarmte en geothermie zijn inderdaad aantrekkelijke opties. Maar de al dan niet hybride warmtepompen vergen wel veel elektriciteit, die niet altijd en overal duurzaam opgewekt kan worden. Van grotere betekenis is de inzet van restwarmte van elektriciteits- en afvalenergiecentrales. Maar de Nederlandse kolencentrales gaan eerder vroeg dan laat ook dicht. Dan resteren stroomopwekkers die waardevolle biomassa verstoken, moderne afvalverbranders, die hun permanente betekenis nu al bewijzen met de productie van elektriciteit, stoom, warmte, inzetbaar koolzuur en bodemassen en vergiste, die groen gas produceren.. Dat is geen slecht vooruitzicht voor bedrijven en instellingen, die door de fanatieke aanhangers van de 100%-circulaire economie bij voorbaat in de ban waren gedaan. De pleitbezorgers voor een afval-loze samenleving moeten nog wel studeren op de vraag wat onder ‘zero waste’ moet worden verstaan. Dat de afval- en recycling-sectoren niet vertegenwoordigd zijn aan de tafels, waarin een nieuw klimaatakkoord in elkaar wordt getimmerd, geeft intussen te denken en te doen. Want warmte blijft hoe dan ook nodig. En de relatie tussen klimaatbeleid en circulaire economie is zonne- (en wind-) klaar. (Recycling Magazine Benelux, mei 2018)