Waardecreatie

Recycling ‘gefragmenteerde groeimarkt’ (Foto: Pascal Vyncke, www.seniorennet.be)

In de niet eens zo verre verte van 2019 verstrijkt de halve eeuw sinds mijn Kameruitspraak met de voorkeursvolgorde voor het afvalbeheer: preventie, bronschering, nascheiding, verbranding met energieterugwinning en functioneel storten. Het was in het najaar van 1979, en het politieke draagvlak in de Tweede Kamer was groot. Dat ik inmiddels in de Engelse beleidsliteratuur bekend staat als ‘the father of waste hierarchy’ was destijds evenmin te voorzien als het universele karakter van de Ladder van Lansink, de naam van de afvalhiërarchie sinds de codificatie in de Wet milieubeheer (1992). Bij die wettelijke verankering werden bron- en nascheiding om praktische en juridische redenen vervangen door product- en materiaalhergebruik. Ruim 15 jaar later – in 2008 dus – werd de afvalhiërarchie de ruggegraat van de Europese Afval Kaderrichtlijn  Afval. Op mijn zwerftochten door het internationale afvallandschap was intussen duidelijk geworden, dat de voorkeursvolgorde een uiterst bruikbaar kader was voor een effectief ketenbeheer. Het Cradle to Cradle-concept (C2C) van Michael Braungart en William McDonough (2002) deed daar weinig aan af, ondanks hun onterechte bewering, dat de mantra ‘alle afval is voedsel’ preventie overbodig maakte. Al eerder hadden Frosch en Gallopoulos de aanzet gegeven voor industriële ecologie (1989), terwijl Paul Connett in 1997 met het Zero Waste System feitelijk de grondslag legde voor de circulaire economie (CE), een begrip dat pas in 2010 gemunt werd door het werk van de Ellen McArthur Foundation. CE is nu trending topic in nagenoeg alle domeinen van product- en materiaalbeheer. Is bij C2C ecodesign leidend beginsel, dan is bij CE integraal ketenbeheer de lijn waar alles om draait, letterlijk en figuurlijk. Maar op de keper beschouwd zijn alle elementen van de afvalhiërarchie essentieel voor het welslagen van welk circulair economisch model ook. Eurocommissaris Karmenu Vella bevestigde dat onlangs, evenals Dominic Hogg, oprichter van Eunomia (Bristol, UK), die de EC adviseert over de invulling en uitwerking van het EU Circular Economy Package (2016-2017). Dat het CE-concept tegenwoordig tot de ‘main stream’ behoort, blijkt uit de min of meer tegendraadse opvattingen van architect Thomas Rau, een nieuwe ster aan het firmament van spraakmakende CE-figuren. De bedenker van het (nog lang niet operationele) materialenpaspoort zet zich terecht af tegen de roofbouwmaatschappij. Maar zijn bewering, dat circulaire economie nogal eens als synoniem wordt gebruikt voor duurzaamheid, raakt kant noch wal. Ook zijn stelling dat afval anoniem spul is, materiaal zonder identiteit, gaat voorbij aan de grote vorderingen op de weg van afval naar grondstof. De talloze bedrijven, die al vele decennia actief zijn op het terrein van hergebruik en recycling weten wel beter, net zoals de instanties, die met allerhande innovaties de circulaire economie hebben ontdekt als toekomstbestendig werkveld. De ongetwijfeld kundige architect is niet de enige visionaire figuur die een karikatuur van de werkelijkheid schept om een fundamenteel andere aanpak te bepleiten. De harde realiteit van het materiaalketenbeheer leert, dat daden zwaarder wegen dan woorden, ook in financiële zin. Waardecreatie is niet voor niets de optimale ‘driver’ voor circulaire economie, zowel naar tijd, plaats als functie [Column RMB maart 2017]