Wie de talloze publicaties over circulaire economie bijhoudt, weet dat er in de afgelopen jaren ontelbaar veel woorden zijn gewijd aan het lonkend perspectief van geheel of gedeeltelijk te sluiten kringlopen. Te sluiten, want van werkelijke sluiting is nog nauwelijks sprake. In de terechte wetenschap, dat er niet één toekomst van circulaire economie bestaat, stelde Mirte Schreuder Hes onlangs via een advies van het Dutch Research Institute of Transition: ‘Maak achterliggende waarden in toekomstbeelden expliciet om richting te kunnen bepalen en ga breed maatschappelijk debat aan over waarden als solidariteit, gelijkwaardigheid en vrijheid in een circulaire toekomst’. Dat deze op zich ware woorden moeilijk in gewone taal zijn te vatten, is nog daaraan toe. Lastiger wordt, het wanneer een alom aanvaarde waarde als vrijheid moet rijmen met allerhande verplichtingen. Want volgens het op de eerste stelling aansluitend pleidooi zouden alle overheden verplicht moeten worden tot 100% circulair inkopen op enkele specifiek genoemde deelgebieden als mobiliteit en logistiek. Het is een voorbeeld uit een lange reeks betogen, waarin de afstand tussen woord en daad onnodige proporties aanneemt. ‘Elders in Europa praat men over circulaire economie, maar wij doen het gewoon’, zo meldde een Portugees bedrijf via het wereldwijde web. Die bewering klinkt wat overdreven. Maar intussen staat wel vast, dat er nog heel wat moet gebeuren wil van een echte kringloopeconomie sprake zijn. Veel initiatieven blijven steken in goede bedoelingen, of betreffen oude en nieuwe varianten in de langer actieve sector van product- en materiaalhergebruik.
De oorzaken van de afstand tussen woord en daad liggen onder meer in het ontbreken van effectieve businessmodellen, onvoldoende van de grond komen van ketensamenwerking, moeizame vervanging van producten door diensten: wasbeurten in plaats van wasmachines, licht in plaats van lampen. De voorbeelden zijn even bekend als versleten voordat zij gemeengoed zijn. Ook de toegankelijkheid en uitwisseling van informatie laat te wensen over. Tegen deze achtergrond zijn concrete en haalbare projecten een verademing. Dat daarbij vaak voorzichtig wordt begonnen en kleinschaligheid voorop staat, hoeft geen belemmering te zijn voor een voorspoedige ontwikkeling. Ter illustratie noem ik het Nijmeegs LokaliteitenKabinet, een trendy verwoord en vormgegeven initiatief van de Smeltkroes, dat een schakel kan gaan vormen in en voor diverse productketens. De bedenkers van wat zij zelf ‘een digitaal living lab’ noemen, willen een marktplaats creëren voor secundaire of tweedehands grondstoffen en hulpstoffen. Ook halffabricaten en afvalstoffen uit de lokale omgeving krijgen een fraaie plaats in het LokaliteitenKabinet. De indrukwekkende kast biedt vooralsnog ruimte voor vijftig ‘voorbeeldige’ afvalstoffen, waaruit in beginsel nieuwe grondstoffen kunnen worden gemaakt. Met een touchscreen kunnen alle gegevens en materiaaleigenschappen van de secundaire grondstoffen uit de database worden opgehaald, naast de locatie waar de materialen beschikbaar zijn. Dat de digitale marktplaats via de toegang tot de website uiteindelijk wereldwijd kan gaan opereren, spreekt vanzelf. Termen als ‘big data’, ‘internet of things’, ‘virtual communities’ en ‘computer mediation’ behoren niet voor niets tot het standaard jargon van ondernemers met een vooruitziende blik. Zij zijn bij machte de cirkel – ook tussen woord en daad – te sluiten.
AL – RMB 2017.4 – juni 2017