Kwaliteit telt

Scheiding van kunststoffen bij SITA Europoort

Kort na de atypische Prinsjesdag 2017 kwam het Centraal Planbureau met het opzienbarende bericht, dat recycling van plastics weinig milieuwinst oplevert.  De vermindering van CO2-emissies is volgens het CPB gering, vooral in vergelijking met de meer dan honderdvoudige uitstoot van het wegverkeer. Tussen haakjes: dat daar meer milieuwinst te halen valt, beseft iedereen, maar in dat heilige domein blijft krachtig beleid uit. Dat geldt ook voor de bestrijding van zwerfafval: teken aan de wand van de goede maar moeilijk uitvoerbare bedoelingen. Volgens het CPB draagt de huidige inzameling van verpakkingsafval evenmin bij aan de opeenhoping van (micro-) plastics in zeeën en oceanen. Bij de actuele inzameling en verwerking van plastic is van waarde-creatie geen sprake, ook al is die negatieve invalshoek vooral een gevolg van de relatief lage kostprijs van ‘virgin materials’. Secundaire materiaalstromen kunnen daardoor moeilijk concurreren met nieuwgevormde kunststoffen. Inzameling van nog meer kunststof verpakkingen is, aldus het kritische CPB, zinloos.

Andere oplossingen zijn volgens de CPB-auteurs dringend geboden. Dat daarbij meteen het statiegeld als mogelijkheid wordt opgevoerd, is even begrijpelijk als discutabel. Invoering van retourpremies op verpakkingen levert immers al heel wat jaren stof voor een gebed zonder einde. In 1990, dus meer dan een kwart eeuw geleden vroeg de Tweede Kamer in de motie van Rijn-Vellekoop – Lansink om invoering van statiegeld op glazen verpakkingen, blikjes en batterijen. Het bedrijfsleven – ook de retailsector – verzette zich toen al met hand, tand en succes. Dat beeld en die houding zijn nauwelijks veranderd. De vraag rijst, of het CPB met haar rapportage politiek, bedrijfsleven en burgerij een dienst heeft bewezen. Een groot deel van de samenleving is immers gewend geraakt aan het scheiden van glas, textiel, papier en plastics. De NVRD neemt terecht afstand van het door het CPB wellicht onbewust opgeroepen beeld.

Wie overigens de moeite neemt om de rapportage van het CPB volledig door te nemen, ontdekt vrij snel het trefwoord kwaliteit als onmiskenbaar kernpunt. Niet sturen op kwantiteit, maar op kwaliteit. Dat is feitelijk de harde boodschap van het CPB. De brancheorganisaties FHG, MRF, FNOI en VHT hameren al geruime tijd op de ontoereikende kwaliteit van de ingezamelde reststromen door onbewuste vervuiling (etensresten) of moedwillige vermenging (restafval in glasbakken). Het besluit om inzameling van alle drankverpakkingen in een afvalzak te mogen deponeren, heeft weliswaar een verhoging van de kwantiteit opgeleverd, maar tegelijk een stevige kwaliteitsvermindering veroorzaakt. Bedrijven, die nascheiding toepassen, gaan prat op de kwantitatieve opbrengst van hun secundaire materiaalstromen, maar vergeten de brede inzetbaarheid en dus ook de marktwaarde van die stromen. Dat dan verbranding de enige uitweg is, spreekt vanzelf, althans voor insiders. De burger snapt er vrij weinig van. Wil hoogwaardige recycling in de circulaire economie een toekomst gegund worden, dan hoort daarbij een minstens zo hoogwaardige ‘reverse logistics’, gekoppeld aan optimale bronscheiding. Invoering van statiegelden is daarbij een bruikbaar middel, maar geen doel op zich. Gemengde inzameling en nascheiding zijn een stap terug, een trede lager op de ladder van de voorkeursvolgorde. Anders gezegd: kwaliteit telt, in meer opzichten. (MRB, Oktober 2017)