Wie regelmatig publicaties over innovatie leest, komt soms de woorden disruptie of disruptief tegen. Bedoeld zijn dan nieuwe technologieën, die oude verdienmodellen wegdrukken naar de zijlijn van de economie, of zelfs doen belanden op de figuurlijke schroothoop van de samenleving. Denk aan klassieke telefoontoestellen, die in de afgelopen jaren voorbij zijn gestreefd door allerhande smartphones, of faxapparaten die het loodje hebben gelegd nu Internet in meer opzichten een wereldwijd web is geworden. Ouderwetse muziekdragers als grammofoonplaten en compact discs hebben intussen het veld moeten ruimen voor ‘streaming diensten’ als iTunes en Spotify. Hoteleigenaren en taxibedrijven merken de concurrentie van disruptieve diensten als Airbnb en Uber. Over enkele jaren kunnen autofabrikanten ook meepraten over disruptie, nu zelfs overheden benzine- en diesel gestookte voertuigen in de ban gaan doen. Volvo produceert vanaf 2019 nog slechts auto’s met een elektromotor, ook al blijven de – in Nederland inmiddels bekritiseerde hybride – wel op het programma. Macron, de Franse president die ook bij de vorming van zijn politieke beweging disruptief te werk ging, denkt weliswaar tamelijk ver vooruit – naar 2040 dus – maar de trend is onmiskenbaar: het kennelijk onontkoombare afscheid van fossiele brandstoffen.
De elektriciteitsproducenten voelen al langer de hete adem van politieke en milieubewuste ‘disruptisten’, die in groten getale duurzame bronnen als wind en zon omarmen. Het is een mondiale trend, grotendeels als gevolg van de breed gedragen klimaatpolitiek. Het besef, dat windmolens en zonnepanelen ook eindig zijn, is overigens nog geen gemeengoed, evenmin als de erkenning dat ook de nieuwe energiebronnen vroeg of laat aan vervanging toe zijn. Schattingen over de levensduur lopen uiteen tussen 20 en 30 jaar, waarbij zij aangetekend dat de opbrengst van zonnepanelen geleidelijk terugloopt. Datzelfde geldt voor lithiumaccu’s die in ras toenemende aantallen geproduceerd moeten worden om in de snel stijgende behoefte te voorzien. Opvallend genoeg maken weinig mensen zich zorgen over veroudering van windmolens, zonnepanelen en accu’s. Niettemin zullen ook die iconen van de vernieuwing last krijgen van ouderdomsgebreken. China, disruptor bij uitstek wanneer het om zonne-energie gaat, is zich gelet op recente persberichten wel bewust van de problematiek, zonder meteen een oplossing voorhanden te hebben. Recycling van oude zonnepanelen is gelet op de gemengde samenstelling geen sinecure, evenmin als ontleding van de composiet-wieken van afgeschreven windmolens. Voeg daarbij de noodzaak om ook de verouderde lithiumaccu’s te recycleren – al was het alleen al om het dreigend tekort aan lithium te compenseren – en duidelijk wordt dat de internationale recyclingwereld zich in de komende jaren voor een pittige uitdaging gesteld ziet. Innovatie klinkt mooi, en is ook toe te juichen. Maar vernieuwing van technologie vergt ook ‘design for recycling’: tevoren rekening houden met de eisen, die recyclage en hergebruik van materialen vergt. Geen dis- maar ‘aruptieve’ innovatie dus, te beginnen bij producten, die inmiddels de markt veroverd hebben, voorlopig nog zonder verstoring of ontwrichting. Hergebruik van boortorens lijkt mogelijk, van molenwieken, zonnepanelen en accu’s niet. Een mooie uitdaging voor de recyclingwereld, met of zonder steun van een nog altijd innovatie-bewuste overheid. (RMB, september 2017)