De nieuwsgierige lezer zoekt in de Dikke van Dale tevergeefs naar het woord ‘rijksbreed’. Gelukkig biedt de databank van de overheid uitkomst, zij het in ambtelijke taal. De zelden gebruikte term slaat op functionaliteit, procesbeschrijving of component, die beschikbaar wordt gesteld aan en van toepassing is op alle bedrijfsfuncties en alle medewerkers van rijksdiensten. Rijksbreed is een combinatie van de begrippen generiek (alle bedrijfsfuncties) en algemeen (alle medewerkers). De tegenhangers van de term rijksbreed – specifiek en doelgroep-gebonden – spreken waarschijnlijk meer tot de verbeelding. Maar dat terzijde. Aanleiding voor mijn zoektocht naar het niet geografisch bedoelde woord was het ‘Rijksbrede programma Circulaire Economie: Nederland circulair in 2050′, dat staatssecretaris Sharon Dijksma en minister Henk Kamp kort voor Prinsjesdag 2016 naar de Tweede Kamer hebben gestuurd. Het is in meer opzichten een ambitieus document. De bewindslieden melden op de valreep van hun politieke bestaan, dat de Nederlandse economie in 2050 circulair moet zijn. Herbruikbare grondstoffen moeten tegen die tijd dus helemaal de dienst – of beter gezegd: de productie – uitmaken. In een nog in 2016 af te sluiten Grondstoffenakkoord moeten de afspraken met bedrijfsleven, overheden en maatschappelijke organisaties worden vastgelegd. Dat wordt dus kort dag voor alle partijen, die met grondstoffen te maken hebben.
De kwantitatieve doelstellingen zijn al even ambitieus. In 2030 mag nog maar de helft van de huidige hoeveelheden primaire grondstoffen gebruikt worden. Het gaat om energiedragers als olie en gas maar ook om metalen, glas, textiel, papier en bouwstoffen. Dat wordt een hele toer, omdat het fraai ogende programma nog weinig concrete maatregelen bevat. Van het bedrijfsleven worden de meeste initiatieven verwacht. Dat is even begrijpelijk als opmerkelijk. Producenten weten immers als geen ander wat zij nodig hebben om consumenten van dienst te zijn. Maar producenten weten ook dat de marktprijs van ‘virgin materials’ nog altijd bepalend is voor het maken van allerhande producten. De roep om een Europees ‘level playing field’ wordt nog steeds gehoord. En het betrekkelijk grote volume van grondstoffen brengt een eigen dynamiek met zich mee, al dan niet via een ‘grondstoffenrotonde’. De op zich mooie voornemens van 50% en 100% reductie zijn sneller en gemakkelijker opgeschreven dan waargemaakt. De rijksbrede ambities beslaan weliswaar een tamelijk lange termijn, maar zijn toch pittig wanneer het op concretisering aankomt. Verbetering van de afvalscheiding – waarvoor de recyclingwereld 27 miljoen krijgt toegezegd – is natuurlijk redelijk snel voor elkaar te krijgen, zeker nu de recyclingsector op voorhand hulp heeft toegezegd. Maar volledige circulariteit is een ander verhaal. De bewindslieden zijn intussen wel zo verstandig om die volledige circulariteit – een vaak uitgesproken mantra – te nuanceren met de zinsnede, dat het kabinet ‘zoveel mogelijk’ gebruik wil maken van hernieuwbare en algemeen beschikbare stoffen. Dat internationale samenwerking geboden is, en kennis en innovatie onontbeerlijk zijn, spreekt vanzelf. Bij de andere prioriteiten – stimulering van wet- en regelgeving naast ruimte in regels, slimme marktprikkels naast preventie en financiering vanuit de markt naast vergroening van het belastingstelsel – passen vraag- en uitroeptekens. Ambitieuze plannen nopen eerder vroeg dan laat tot het maken van keuzen, zo mogelijk rijksbreed.
(Recycling Magazine Benelux – oktober 2016)