Het bericht van enkele maanden geleden, dat afvalverwerker Van Gansewinkel opnieuw in de etalage stond, was geen verrassing voor insiders. Integendeel. De huidige eigenaren – voornamelijk hedgefondsen – hadden hun leningen aan het bedrijf noodgedwongen in aandelen moeten omzetten, toen de gestapelde schuldenlast te groot bleek voor een tijdige aflossing. Tegen wil en dank waren de schuldeisers opgezadeld met een kwetsbare onderneming, weliswaar met een goede naam, maar opererend in een in transitie verkerende sector. De circulaire economie werpt naast licht ook schaduwen vooruit. De verkoop van AVR, de verbrandingspoot van de Van Gansewinkel Groep, had enig soelaas geboden. Toch bleef de schuldenlast van Van Gansewinkel ondragelijk. De private equity bedrijven KKR en CVC waren bijkans vergeten dat zij die schuldenlast zelf veroorzaakt hadden door de overnamesom als lening in het bedrijf te parkeren. De nawerking van het ‘durfinvesteerderschap’ zou nog jaren duren, eigenlijk tot op de dag van vandaag. Geen wonder dus, dat de schuldeisers het zekere voor het onzekere nemen in een tijd, waarin ook om andere redenen consolidatie geboden lijkt. In de afvalwereld heeft waarde-creatie niet alleen met geld te maken, ook met tijd en functie. Anders gezegd: tijd en tijdsduur spelen een rol van betekenis op de weg naar een duurzame samenleving. En functionele aspecten als werkgelegenheid, materiaalketenbeheer, energiebeleid en innovatie tellen ook mee op de schalen van haalbaarheid en doelmatigheid. Inmiddels schijnen ondanks de aanvankelijk sombere verwachtingen drie kijkers te zijn afgekomen op de etalage van Van Gansewinkel: het Engelse Shanks, het Duitse Remondis en het Franse Suez, een West-Europees gezelschap met forse Nederlandse trekken. Remondis en Suez – tot voor kort bekend als Sita – houden zich nog even op de vlakte. Maar Shanks moest met de billen bloot toen in Londen de meer dan gewone belangstelling voor Van Gansewinkel uitlekte. De kijkers en (wellicht) kopers van nu hebben ieder voor zich een naam hoog te houden in de afvalwereld. Anders dan bij nogal wat durfinvesteerders is materiaalketenbeheer voor de in Van Gansewinkel geinteresseerde afvalbedrijven een echte kernactiviteit. Kennis van zaken van alle medewerkers, ook op de werkvloer, telt, naast een visie op lange termijn. De aspirantkopers hebben overigens veel weg van Leo van Gansewinkel, de oprichter van het destijds florerende afvalbedrijf, die mij tijdens een forumdiscussie in Groningen eeuwigheidswaarden toekende. Het moet eind jaren negentig zijn geweest, want EDON, het toenmalige nutsbedrijf, was de organisator. Leo van Gansewinkel doelde op de betekenis van de voorkeursvolgorde voor het afvalbeheer. De ladder van Lansink kreeg in die jaren vaste grond onder de staanders. Met een rood hoofd onderging ik de waardering van de ondernemer, die ik als lichtend voorbeeld zag voor verantwoord afvalbeheer op overzienbare schaal. Dat internationalisatie en schaalvergroting, en dus ook consolidatie geboden zijn, zal intussen niemand ontkennen. Hopelijk slagen Shanks, Suez of Remondis – ik spreek geen voorkeur uit – erin om met een goed verdienmodel de ooit door Leo van Gansewinkel opgerichte onderneming een bestendige toekomst te geven, voor de werknemers en voor de samenleving. (Column MRB-juni 2016)