Nieuwsgierige lezers en luisteraars komen regelmatig begrippen tegen die geen nadere uitleg nodig hebben. Denk aan het woord ‘duurzaam’ dat volledig is ingeburgerd. Dat de operationele vertaling niet altijd even duidelijk is, blijkt uit de discussie over wat onder duurzame energie moet worden verstaan. Ook het begrip circulaire economie, dat meer vaders kent, raakt steeds meer in zwang ook al staat de haalbaarheid op korte termijn niet vast. Nieuwer in het hedendaags taalgebruik is de alliteratie ‘groene groei’: ontkoppeling van economische groei en milieudruk. Groene groei is (of lijkt?) een even dankbare als moeilijk realiseerbare doelstelling voor vooruitstrevende politici en ambitieuze beleidmakers. Dankbaar, omdat de samenleving warme gevoelens krijgt bij vrijwel alles wat groen is of oogt. Maar tegelijk een moeilijke opgave, omdat groei in economisch opzicht meer van het een en het ander betekent waar ontkoppeling minder van het andere en het ene impliceert. Anders gezegd: het meerdere staat vrijwel altijd op gespannen voet met het mindere, wanneer de uitkomst gemeten wordt in de harde munt van grondstoffen en energie, en dus van geld. De schaarste aan grondstoffen op de al dan niet beschermde markt van vraag en aanbod speelt daarbij een grote, zo niet doorslaggevende rol. De Chinezen kunnen er over meepraten, en doen dat ook op hun eigen, soms ondoorgrondelijke wijze. Ook de beschikbaarheid van energiebronnen telt mee, temeer waar sommige ideologen van de groene groei zonder blikken of blozen – of noodgedwongen, dat kan ook – hoge verwachtingen koesteren van de inzet van de duurzame energie. Doelstellingen van 20, 30, 50, soms zelfs 100 procent worden met even veel gemak opgeschreven als pleidooien voor belastingen op fossiele energiedragers, met name steenkool. Natuurlijk valt er veel te zeggen voor gerichte inzet van financiële – lees: fiscale – beleidsinstrumenten. Belastingen op vervuiling, aangerichte schade of minder gewenste energiedragers verdienen voorkeur boven belastingen op arbeid. Maar daar staat tegenover, dat bij fiscale maatregelen het draagkrachtbeginsel om de hoek komt kijken. De omzetbelasting op voeding pakt voor mensen met een laag inkomen slechter uit dan voor bovenmodale een- of tweeverdieners. Wie met een kritische blik de boeiende beschouwingen over groene groei leest, ontdekt vrij snel de wens als vader van de gedachte: de absolute ontkoppeling van economische groei en milieudruk, waar voorlopig slechts sprake is van een beperkte, relatieve ontkoppeling. De verwarring wordt nog versterkt, wanneer groene groei-ideologen zich afvragen of groene groei doel of middel is. Zij kunnen die discussie beslechten na lezing van ‘Heilige Plicht’, een kleine bundel van dertien vragen en antwoorden over duurzaamheid als religie. Deze door Trouw gepubliceerde ‘Kleine catechismus van het groene geloof’ verbindt het doel van het leven met de toekomst van de Aarde (inderdaad: met een hoofdletter). Hopelijk kan het ‘groene geloof’ voorkomen, dat duurzaamheid en groene groei moeten worden bijgeschreven in het woordenboek van onhaalbare containerbegrippen. (2013.2)
I must thank you for the efforts you have put in penning this site. I’m hoping to view the same high-grade content from you later on as well. In fact, your creative writing abilities has motivated me to get my own, personal site now 😉