Het is een opvallend en ook redelijk eenstemmig gezelschap, de vier topmannen van grote Nederlandse afvalbedrijven, die onlangs pittige kanttekeningen plaatsten bij de ‘regelsnoeidrift’ van de nieuwe Europese Commissie. Dat vreemde (en nieuwe?) woord vloeide uit de vaardige pen van Pieter van den Brand in een interessante verzamelinterview[1] over de echte of vermeende koerswijziging in Brussel. Wiegher Droogh (SITA), Marc Zwaaneveld (Van Gansewinkel Groep), Michael van Hulst (Shanks) en Yves Luca (AVR) vinden, dat Europa ambitie moet uitstralen: een prima stelling, die eurocommissaris Frans Timmermans in de oren moet knopen. Zoveel lijkt duidelijk: de Europese milieuambtenaren weten nog steeds niet, wat zij moeten beginnen met de tweeslag van de Europese Commissie: de recente intrekking van de eerdere concept-afvalrichtlijn, waarin hogere en tegelijk heldere doelstellingen voor recycling waren geformuleerd, en de aankondiging van een nieuw plan, dat de circulaire economie dichterbij moet brengen. De perceptie van de vier ‘waste-CEO’s’ verschilt hier en daar. Wieger Droogh spreekt over een gemiste kans, terwijl Michael van Hulst geen beleidspakket nodig heeft om zelf invulling te geven aan de circulaire economie. Yves Luca heeft begrip voor het intrekken van de ‘Roadmap to a Resource-Efficient Europe’, het pakket aan maatregelen dat de vorige Eurocommissaris Janez Potocnik had samengesteld. Een teveel aan regels belemmert de marktwerking, aldus de AVR-topman, die intussen wel rekent op een goed en stevig alternatief. Of Juncker en Timmermans met een werkbaar en evenwichtig plan komen, blijft voorlopig onzeker. Het Europees Parlement zal – gelet op de discussies bij de intrekking van de aanvankelijke voornemens op het terrein van het milieubeheer – ongetwijfeld de vinger aan de pols houden. Aan Europese regelgeving valt overigens niet te ontkomen, wil de inzet van gerecycled materiaal via fiscale voordelen gestimuleerd worden: een van de mechanismen, waarvoor Marc Zwaaneveld terecht pleit. De perceptie van de insiders mag dan verschillend zijn, net zo als de lading van de term ‘regelsnoeidrift’, het afval-recycling-vierspan is wel eensgezind, waar het de trefwoorden voor de toekomst betreft. Die trefwoorden zijn ambitieus, richtinggevend, uitvoerbaar en niet dromerig. Dat laatste woord, dat qua toonzetting inderdaad niet in de rij thuis hoort, heeft ongetwijfeld te maken met de discutabele lading, die de term ‘circulaire economie’ intussen heeft gekregen. Tussen volstrekt onhaalbare perpetuum mobile’s en verouderde lineaire concepten bevinden zich immers een hele reeks realistische kringlopen, die de moeite van onderzoek en innovatie waard zijn. In de wereld van de te snelle media is circulaire economie een marketing instrument geworden met een volatiliteit, die te denken en te doen geeft. De geleidelijke transitie naar circulaire-economische concepten vergt een langere adem dan snelle uitspraken en vluchtige beschouwingen. Overheid en bedrijfsleven dienen daarbij meer grip te krijgen op ‘transitie-drivers’ zoals ecodesign en ketenbeheer. Essentieel is ook een consequent doorgevoerd materialenbeleid, waarbij een vaste plaats moet worden ingeruimd voor secundaire grondstoffen. Daarnaast blijft verduurzaming van het energiebeleid geboden, met een nadrukkelijke plaats voor energie uit afval, wanneer recycling geen reeele optie is. Kortom: aanknopingspunten genoeg voor een doordacht plan, een milieubewuste Europese Commissie waardig.
[1] Dutch Waste Management Association • February 2015 • www.wastematters.eu •