Dilemma’s tussen droom en daad

De Raad voor de Leefomgeving buigt zich over de vraag, wat de overheid kan doen voor een verantwoorde ontwikkeling van de circulaire economie. Die vraag klemt, omdat de harde werkelijkheid van die veelbesproken transitie weerbarstiger is dan menigeen op voorhand beseft. Wie zijn ogen en oren de kost geeft weet intussen, dat circulaire economie ‘trending topic’ is. Althans: praten over het sluiten van kringlopen. Maar duidelijk is ook, dat de doelen van de circulaire economie – denk aan ontwikkeling van duurzame producten en bevordering van duurzame consumptie – sneller zijn opgeschreven dan waargemaakt. De vrije markt kent haar eigen wetten, consumenten hebben hun persoonlijke verlangens – tot het recht op bezit toe – en producenten willen zich best verantwoordelijk weten, wanneer zij zelf zeggenschap behouden. Van gesloten kringlopen is voorlopig geen sprake, om sociaal-economische en financiële maar ook om technologische en wetenschappelijke redenen. De overheid lijkt zich bewust van de afstand tussen droom en daad, getuige het feit dat de transitie naar een circulaire economie als een strategisch vraagstuk wordt gezien, en niet als een routeboek van snelle stappen. Niet voor niets constateert de Raad voor de Leefomgeving, dat een uitgewerkt toekomstbeeld op een circulaire economie ontbreekt. Dat is geen verrassende ontdekking. Wie de wereld van recycling en hergebruik kent, weet dat het sluiten van kringlopen een uiterst moeilijke opgave is. Een volledige sluiting is theoretisch zelfs uitgesloten. Een forse bevordering van product- en materiaalhergebruik brengt de reductie van schaarse grondstoffen dan ook dichterbij dan allerhande theoretische beschouwingen over fraaie maar onhaalbare transitiemodellen. Langduriger en doelmatiger gebruik van producten en efficiëntere toepassing van materialen draagt meer bij aan duurzame ontwikkeling dan het scheppen van een valse tegenstelling tussen de operationele aspecten van de afvalhiërarchie en de theoretische invalshoeken van de circulaire economie. Volgens de Raad voor de Leefomgeving kent de huidige economie een lineaire ordening, uitmondend in een verantwoorde afvalverwerking met de Ladder van Lansink als beleidsuitgangspunt. Toch acht de Raad meer nodig voor de circulaire economie dan de ladder: namelijk een andere omgang met grondstoffen en voorts nieuwe economische modellen. In dat laatste punt – de economische orde en al wat daarmee samenhangt – zit natuurlijk de crux, veel meer dan in een ander grondstoffenbeleid. Daarvoor vormen de eerste drie sporten van de ladder, dus preventie, product- en materiaalhergebruik al een goede, breed aanvaarde basis. Kan en wil de overheid kaders en randvoorwaarden scheppen voor de inrichting van welke circulair economisch model ook, dan vergt dat een forse ingreep in de gegroeide zeggenschapsverhoudingen in een wereld, waar markten en overheden grondig van elkaar verschillen.  De dilemma’s tonen de scherpte van de vraagstelling: overheidssturing of producentenverantwoordelijkheid; fiscalisering of marktwerking; bindende ontwerprichtlijnen of productenvrijheid; nationale aanpak of internationale speelruimte. Kortom: wel of geen (mondiale) planeconomie is de kernvraag waarvoor de (te optimistische?) gangmakers van de circulaire economie zich gesteld weten. Een begin van een antwoord zou al waardering verdienen. Hopelijk vindt de Raad voor de Leefomgeving een (uit)weg in het spanningsveld tussen droom en daad.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.