Het ecologisch spraakgebruik kent nogal wat woorden met een onheilspellende betekenis. Denk aan vernatting en verdroging, gevolg van een overschot of tekort aan (grond)water, of neem een andere tweeling: vermesting en verzuring, resultaat van een teveel aan voedingsstoffen of schadelijke componenten. Het voorvoegsel ‘ver’ houdt meestal weinig goeds in. Verspilling van grondstoffen, verbranding van duurzame goederen, vervuiling van natuur en landschap, verwoesting van bouwsels: dat zijn allemaal voorbeelden met een slechte beeldvorming. De onomkeerbaarheid, die het ver-voorvoegsel vaak met zich meebrengt, is een stevig signaal voor mensen, die onherroepelijk veranderingen willen vermijden. Gelukkig zijn er ook woorden met het ver-voorvoegsel, die weliswaar een negatieve connotatie bezitten, maar minder als gedane zaken geboekstaafd worden. Ik doel op termen als verzuiling, vervreemding, verwarring en verveling. Deze woorden klinken minder definitief en lenen zich zelfs voor een terugkeer naar de tegengestelde notie. Verzuiling – de opdeling van de samenleving in religieuze of sociale denominaties – is zelfs een achterhaald begrip. Vervreemding en verwarring zijn intussen wel een teken aan de wand, temeer nu maatschappelijke tegenstellingen eerder oplaaien van afnemen. Waarom deze taalkundige bespiegelingen in een column, waar afvalbeheer en circulaire economie toch meestal centraal staan? Welnu: dat komt omdat verloedering – ook een woord dat met ‘ver’ begint – oprukt in het publieke domein. Verloedering van de politiek ondermijnt consistentie van beleid en cohesie van maatregelen. Ter illustratie wijs ik op de wijze waarop het Arnhems gemeentebestuur – Raad en College van B&W – het kort daarvoor vastgelegde afvalbeleid onlangs na een onnodig en ondoordacht referendum om zeep hebben geholpen. Discussiepunt – of beter geveinsde boosdoener – was de in 2019 ingevoerde diftar-systematiek. Vervuiling was het onwaarachtige argument van aanstichters van het ook in de vraagstelling dubieuze referendum. Maar het verzet tegen de betaling van 80 cent voor elke zak voor 30 liter restafval gaf natuurlijk de doorslag. Omgekeerd inzamelen bleek trouwens ook een geschikte kapstok om de Arnhemmers – althans een meerderheid van 53,4 % – op het verkeerde been te zetten. Een forse raadsmeerderheid nam de uitslag van het door de SP geïnitieerde referendum over. Dat het principe ‘de vervuiler betaalt’ ook bij het grofvuil kwam te staan, werd op de miskoop toegenomen. Die miskoop betreft de eerder geformuleerde voornemens over de bevordering van de circulaire economie. Die alom bepleite transitie staat in Arnhem ook op losse schroeven, omdat het gemeentebestuur hoogstwaarschijnlijk gaat kiezen voor de systematiek van nascheiding. Restafval en plastic verpakkingen, drankkartons en metalen verpakkingen worden dan machinaal gescheiden, onder meer via infraroodtechnologie. Het Arnhems college schat in, dat de kosten daarvan opwegen tegen de baten van de secundaire materiaalstromen. Maar dat staat allerminst vast, omdat de waarde van de weliswaar herbruikbare maar vervuilde en kwalitatief minder bruikbare materialen onzeker is. De wisselvallige Arnhems afvalbeleid tekent de politieke en maatschappelijke verloedering, die voorstanders van nascheiding, waaronder de hardleerse econoom Raymond Gradus, op hun geweten hebben. De harde euro’s tellen, de zachtere maatschappelijke kosten niet, evenmin als de eerder geformuleerde circulair-economische doelstellingen. De verloedering van het afvalbeleid kan gekeerd worden, wanneer de transitie naar circulaire economie serieus wordt genomen. Maatschappelijke verantwoordelijkheid moet dan wel winnen van kortzichtigheid.
[Column RMB 2021.4 (Juni 2021)]