De Tweede Kamer heeft kort voor het zomerreces een merkwaardig salomonsoordeel geveld over de door de Vereniging Afvalbedrijven bepleite intrekking van importheffing op afvalstoffen. Een recht-toe-recht-aan-motie van SGP-er Stoffer om de heffing per 1 januari 2022 af te schaffen werd met grote meerderheid verworpen. Tegelijk werd met de aanvaarding van de motie van CDA-Kamerlid Mulder de regering gevraagd om in overleg met de afvalsector een realistisch scenario voor de afbouw van Nederlandse AVI-capaciteit op te stellen. Dat scenario moet een circulaire- en klimaat-neutrale economie in 2050 faciliteren. Ook vraag de Kamer terecht aandacht voor de effecten op de hele afvalketen, de werkgelegenheid, de duurzame energie en warmte die AVI’s leveren en de CO2-reductie op Europees niveau. Dat wordt een pittige opgave voor een kabinet, al dan niet in demissionaire status. De motie Mulder krijgt de trekken van een salomonsoordeel door het tweede ‘dictum’: het verzoek om de importheffing op buitenlands restafval te heroverwegen wanneer met de afvalsector overeenstemming is bereikt over een realistisch afbouwpad van de verbrandingscapaciteit. Of dat lukt valt te bezien. Want staatssecretaris Stientje van Veldhoven had de Tweede Kamer al moeten melden, dat zij met de afvalsector geen overeenstemming had kunnen bereiken over het sluiten van verbrandingslijnen. Het is natuurlijk niet uitgesloten, dat de afvalsector van mening verandert, ook gelet op de opstelling van de Tweede Kamer. Maar is heroverweging van de importheffing – in gewone taal: afschaffing – dan nog opportuun? Afbouw van de verbrandingscapaciteit houdt immers in, dat invoer van brandbaar restafval niet of nauwelijks meer nodig is om de afvalovens te vullen. De Kamermoties over de importheffing leren intussen, dat afschaffing van een eenmaal ingevoerde belasting of heffing aanzienlijk lastiger is dan invoering van fiscale beleidsinstrumenten. Dat komt, omdat de minister van financiën als beheerder van de algemene middelen een dikke vinger in de pap heeft. Toegeeflijke bewindslieden op vakdepartementen moeten immers financiële compensatie leveren, wanneer zij hun ‘klanten’ een materiele dienst willen bewijzen. Gelet op de verwerping van de motie Stoffer ging de intrekking van de importheffing per 1 januari 2022 ook de Kamer te ver. De afvalsector zelf – met name in de Afvalvergroeners, die met paginagrote advertenties de importheffing aan de kaak hadden gesteld – heeft een halve slag gewonnen. Of verloren, al naar gelang de gekozen invalshoek en getoonde inzet. De afvalsector vraagt zich wellicht af, waarom de PvdA voor beide moties heeft gestemd, en Groen Links tegen. Zou dat verschillende stemgedrag toeval zijn? Of weet een deel van de Tweede Kamer geen raad met een fundamenteler kwestie: het disruptieve karakter van de transitie naar circulaire economie? Voeg daarbij de relatie met het klimaatbeleid, en duidelijk wordt dat afvalverbranding eigenlijk op gespannen voet staat met circulariteit. De oplossing ligt in kortcyclische processen, waarbij de CO2-emissie wordt gevangen in buikbare, zelfs brandbare biomassa. De afvalverbranders kunnen dan energie blijven leveren, ook aan warmtenetten. Via de opwerking van de bodemassen – verkregen door de verbranding van (Nederlands) restafval – kunnen zij ontkomen aan de disruptiviteit van circulaire economie. De motie Mulders c.s. bevat alle elementen voor een verstandige aanpak: een (her)bruikbaar salomonsoordeel.
[Column RMB 2021.5 (augustus 2021])