Drie jaar geleden vroeg Pär Larshans, Director Sustainability & Public Relationsvan de Ragn-Sells Group[i], mij mijn visie op de relatie tussen afvalhierarchie en circulaire economie te delen met de gasten van Framtidsdagen 2019: het door de grootste Zweedse afval- en recyclingonderneming georganiseerde seminar over innovatie, ketenbeheer en circulariteit. Bij die interessante bijeenkomst in Ragn-Sell’s conferentieoord Satra Gard trof ik de Zweedse maar in Londen werkzame journalist Kajen Embrén. De befaamde promotor van duurzame ontwikkeling[ii] bestempelde mijn betoog over de transitie van ‘waste to resource hierarchy’ als een vorm van inclusief systeemdenken. Later merkte ik, dat inclusie en inclusiviteit geen eenduidige begrippen zijn. De context van inclusie en het daarop gebaseerde ’inclusive thinking’ speelt een doorslaggevende rol. Zo vergt inclusief leiderschap naast openheid, betrokkenheid en vertrouwen een directe communicatie en ruimte voor nieuwe denkbeelden. In het domein van de zorg staat inclusiviteit voor gelijke kansen voor mensen zonder en met beperking. Kaj Embrén noemde mijn pleidooi voor sociale circulariteit inclusief systeemdenken, omdat ik bij de relatie van afvalbeleid, grondstoffenbeheer, circulariteit en klimaatbeleid rekening hield met meerdere invalshoeken: sociaal, economisch, wetenschappelijk, infrastructureel, cultureel en geopolitiek. In deze benadering van maatschappelijke vraagstukken telt de lange termijn zwaarder dan de korte termijn, en rationaliteit meer dan emotionaliteit. Inclusief denken en doen houdt bij voorbeeld in, dat beleidmakers en politici de wisselwerking tussen klimaatbeleid en circulariteit ontdekken, en hun beleid daarop aanpassen. Zij zouden ook de verbinding kunnen en zelfs moeten leggen tussen sociaaleconomische en geopolitieke aspecten, inclusief factoren, die tot gewilde of ongewilde verplaatsingen van personen en goederen leiden.
Nu in Nederland de formatie van een nieuw kabinet (te) veel tijd kost, en in meer opzichten een onzekere toekomst dreigt, moest ik denken aan mijn gesprek met Kajen Embrén over inclusiviteit, niet om nu woorden te wijden aan politiek leiderschap, wel om aan te geven, dat van politici bij het opstellen van een regeerakkoord rationeel en inclusief denken en doen mag worden gevraagd. Dat is natuurlijk geen gemakkelijke opgave in de verdeelde en gefragmenteerde politieke arena van vandaag. Ruim een half jaar na de Tweede Kamerverkiezingen zijn eindelijk de onderhandelingen over een nieuw Regeerakkoord begonnen. Hoewel de beoogde coalitiepartijen elkaar kennen uit het recente, gedeeltelijk demissionaire verleden, is het in elkaar timmeren van een akkoord op hoofdlijnen – zo is althans de bedoeling – geen eenvoudige opgave. Wanneer bij de verdere uitwerking van het akkoord de bewindslieden terugvallen op de eigen ideologie, dan raakt een ‘inclusief regeerakkoord’ snel uit zicht. De vraagstukken van vandaag en morgen – klimaatbeleid, migratiepolitiek, sociale rechtvaardigheid, internationale samenwerking – vergen bovendien een interdepartementale aanpak, over de grenzen van het eigen domein heen. Veel, zo niet alles hangt immers met elkaar samen. Mochten de informateurs of – beter nog – de nieuwe bewindslieden mijn bescheiden advies lezen, dan verwacht ik bij de invulling van het klimaatbeleid aandacht voor lange termijn ‘issues’ als leveringszekerheid, beperking grondstoffenschaarste, sociale circulariteit, duurzame mobiliteit, geopolitieke stabiliteit en tijdsbestendige infrastructuur in de beschouwing te betrekken. Dat al deze onderwerpen om een internationale aanpak vragen, behoeft na Parijs 2015 en Glasgow 2021 geen nader betoog. De uitdaging is er niet minder om: inzet van ‘inclusive thinking and acting’.
[Column RMB 2021.7]
[i] www.ragnsells.com
[ii] www.kajembren.org