Opnieuw wachtte de wereld op een tastbaar resultaat. Glasgow 2021 zou een forse stap vooruit zijn op de even moeizame als noodzakelijke weg naar een breed gedragen klimaatbeleid. Maar de tweehonderd onderhandelaars boekten weer geen overtuigend resultaat. De geschiedenis van de klimaatconferenties in Kopenhagen (2009), Parijs (2015) en Madrid (2019) herhaalde zich: vooraf hoge verwachtingen, achteraf matige, zelfs onbevredigende uitkomsten. De doelstellingen van de IPCC-conferenties stellen keer op keer teleur. Het verschil tussen woorden en daden is intussen begrijpelijk, gelet op de tegengestelde belangen van overheid en bedrijfsleven. De grote, bijkans onoverbrugbare afstand tussen rijke en arme landen speelt ook een grote rol, naast de positie van grootmachten als VS, China en – tot op zekere hoogte – Europa. Toch moeten de alarmerende IPCC-rapportages wereldwijd te denken en (vooral) te doen geven. Bij de totstandkoming van het befaamde Klimaatverdrag van Parijs (2015) spraken 195 landen terecht af, dat in 2050 de stijging van de gemiddelde wereldtemperatuur niet boven 2 graden Celsius mocht uitkomen. Het streven was zelfs gericht op een beperking tot 1,5 graad Celsius, ook al was dat meer wensdenken dan realiteit. Zes jaar later is van een vermindering van de temperatuurstijging immers nog weinig terecht gekomen.
India en China
Hoewel de VS na de tijdelijke afwezigheid onder het afstandelijke Trump-regime weer tot de klimaatbewuste landen behoren, trappen nu India en China op de rem, tot verdriet van de op klimaatgebied zelfbewuste Europese Gemeenschap. De discussie in Glasgow spitste zich toe op een op het eerste gezicht opmerkelijk punt: de versnelde afbouw van steenkool als energiebron. Eerder was namelijk al besloten was, mede op instigatie van de Verenigde Staten, niet langer alle fossiele energiebronnen – dus ook aardolie en aardgas – over een kam te scheren. Gevolg was wel, dat de van steenkool afhankelijke grootmachten een verdere verzwakking van de slotverklaring afdwongen. Steenkool moet niet uitgefaseerd (phased out) worden maar afgebouwd (phased down), aldus India en China: een verschil dat in de Engelse tekst zwaarder klinkt dan in de Nederlandse vertaling. Deze diplomatieke oplossing tekent de moeizame sfeer, waarin de grootmachten ten koste van de kleine en vooral arme landen tot een compromis komen, en dat dan nog zonder aan te geven hoe en met welke snelheid afscheid genomen wordt genomen moet van steenkool als energiebron.
Circulair en preventief denken
De eenzijdige nadruk op de gefaseerde ban op steenkool is kiezen voor de weg van de minste weerstand. De pleidooien om de Nederlandse kolencentrales vervroegd te sluiten is daar evenzeer een voorbeeld van als het onbevredigende klimaatakkoord van Glasgow. Het afscheid van op steenkool levert weliswaar de relatief grootste CO2-reductie, maar kent ook een navenante onzekerheid, niet alleen in China en India. Wie zich verdiept in de functionele verschillende diversiteit van fossiele energiebronnen, beseft dat steenkool vooralsnog nodig is bij de opwerking van ertsen tot materialen als staal en aluminium. Die metalen zijn weer essentieel voor de transitie naar duurzame energie. Wie nog verder graaft, niet naar steenkool maar naar kennis, weet dat preventie en circulariteit de trefwoorden zijn voor een duurzamer, minder CO2-afhankelijke toekomst. De klimaatonderhandelaars hebben een extra jaar om dat te beseffen.
[Column RMB 2021.8 – December 2021]