De geschiedenis herhaalt zich, ondanks het al vaker betaalde leergeld. Nederland beleeft opnieuw merkwaardige raadsverkiezingen, niet alleen omdat de lokale partijen weer in aantal en omvang groeien, maar ook omdat onvrede met de landelijke politiek zich in de uitslag gaat vertalen. De verkiezingen voor de (kleine en grote) gemeenteraden geven weliswaar formeel en materieel uitsluitsel over de samenstelling van de raden, die het voor de komende vier jaar voor het zeggen hebben. Maar ongetwijfeld voelen veel kiezers – zo zij al de gang naar de stembus maken – zich geroepen een oordeel te vellen over premier Rutte en zijn al lichtelijk gehavende kabinetsploeg. Op voorhand staat vrijwel vast – een wonder blijft natuurlijk mogelijk – dat PvdA en VVD gestraft zullen worden voor hun vermetele poging om in het versplinterde politieke landschap heldere keuzes te maken. Het op zichzelf al merkwaardige genootschap van stukturele gedogers, die overigens niet veel anders dan dat gedogen gemeen hebben, worden waarschijnlijk beloond voor de tijdelijke rol van Rutte II’s steun en toeverlaat. CDA en Groen Links moeten maar afwachten of hun oppositioneel-onafhankelijke opstelling veel zoden aan de dijk zet. Dat Buma toevallig kort voor de raadsverkiezingen de gekozen burgemeester uit de hoed toverde, heeft hem veel publiciteit en ongedachte steun opgeleverd. Maar of die ommezwaai veel extra stemmen voor de (vroegere?) bestuurderspartij oplevert, valt nog te bezien. Intussen spinnen populisten aan de linker en rechterzijde van het politieke spectrum in meer of mindere mate garen bij de exploitatie van de overigens bedenkelijke onvrede in het langzamerhand kwasi-Europese Nederland. Dat ons ooit zo ruim denkend land deel uitmaakt van een Europese, eigenlijk zelfs mondiale samenleving, telt niet voor kiezers, die zich op de uiterste flanken van het politieke domein evenzeer thuis voelen als in de anonieme spelonken van de sociale media. Maar het gaat toch om de gemeenteraden, vroeg een onbevooroordeeld kiezer mij, toen het rustige gesprek in de stamkroeg uit de hand dreigde te lopen. ‘De lokale partijen gaat het toch echt om hun eigen gemeente’. De man ging door: ‘Zij hebben toch niets met de landelijke politiek te maken; bij ons in het dorp kennen we al heel lang plaatselijke groeperingen met namen die er toe doen. Mannen en vrouwen, die wij kennen en vertrouwen’. Een weerwoord was aan de man niet besteed, ook al kon ik uit eigen ervaring aantonen, dat de klassieke landelijke partijen ook na 2000 bewezen hebben de lokale democratie te kunnen versterken. Doe uw ding, adviseerde ik de man in de stamkroeg: kijk naar wat gepresteerd is, kijk ook naar de programma’s – hoewel die niet allesbepalend zijn – en beslis dan aan welke partij of welke persoon u uw stem wilt geven. Tel de zegeningen, heb enig begrip voor de gebreken, en stem, desnoods op een lijstduwer. Want sommige lijstduwers hebben laten weten, dat zij een mogelijke zetelwinst gaan verzilveren. Tijden veranderen, ook voor lijsttrekkers en –duwers in de lokale democratie, die desondanks ‘Den Haag’ in de gaten blijven houden. (Maart 2014)