De fraaie nazomer deed verlangen naar de maanden, waarin de politieke kopstukken nog nadachten over de vraag hoe zij de kiezers tegemoet zouden treden. Het waren de maanden waarin hele en halve sportminnaars zich gekluisterd wisten achter hun platte schermen om te genieten van een virtueel zomercircus: spannende wedstrijden, meestal op het scherp van de snede, ook al vielen voetballers door de mand en wielrenners uit de toon. Eind augustus waren talloze kijkers, luisteraars en lezers – dagbladen hielden er ook hun eigen ‘Zomerkranten’ op na – bekomen van wat enkele maanden geleden nog verwachtingsvol als de ‘sportzomer’ werd aangeduid. EK-voetbal, Wimbledon, Tour de France, Olympische Spelen. Het kon niet op. Het Nederlands Elftal liet het er wel bij zitten, maar gelukkig viel de medaille-oogst in Londen hard mee. Dat was niet gek voor een land, dat bij de verdeeldheid over de Eurocrisis zich even mocht uitleven in een lichte vorm van chauvinistisch nationalisme. Nederland raakte tijdens die sportzomer verslaafd aan al dan niet deskundige BN-ers, die er in de ‘talkshows’ lustig op los praatten, ongeacht de resultaten die voetballers, tennissterren, wielrenners en atleten wisten te boeken. Duiden is al lang geen kunst meer, zo bleek uit de gasten die gevlijd door alle aandacht zich elke dag naar de ‘praattafels spoedden om de kijkers te verrassen met hun echte of vermeende kennis. Vanaf half augustus namen alom tegenwoordige presentatoren en politieke commentatoren met een keur van politici de rol van praatgrage gasten over. Een bijzondere rol bleek weggelegd voor de Maurice de Hond’s van het antwoord-gekke Nederland, die de medialieden van munitie moesten voorzien om de politici het vuur aan de schenen te leggen. De gepeilde en dus voorspelde tweestrijd tussen de goedmoedige Roemer en de lachgrage Rutte bleek koren op de molen voor media, die het zelf verklaarde ‘Feest van de Democratie’ vertaalden in een wedstrijd tussen twee lijsttrekkers, en dus twee partijen. Dat er meer partijen aan de verkiezingen meededen, en dat er geen premier maar 150 Kamerleden gekozen zouden worden, deed even niet terzake. Een tweedeling zou een mooi debat en fraaie televisie opleveren, zo dachten die TV-producenten. Dat zij buiten de waard hadden gerekend bleek al snel, toen de inhoudelijk sterke Samson en de schreeuwlelijke Wilders mochten aanschuiven. De desondanks ‘Premiersdebat’ genoemde confrontatie van de vier politieke kopstukken werd het begin van een zomers verkiezingscircus, dat zich vrijwel geheel op televisie en radio afspeelde. Dat de PvdA-lijsttrekker zienderogen inliep op zijn tegenstrever in het linkse kamp verraste menig in- en outsider. Nederland beleefde een politieke zomer zonder weerga. De tweestrijd tussen Rutte en Samson beheerste door de eenkennige media de hele campagne. Het gezwoeg van kandidaat-kamerleden met folders op markten en in winkelcentra maakte geen indruk, evenmin als het getwitter van hun aanhangers. Nimmer tevoren werden zoveel peilingen op de kiezers losgelaten. Evenmin hebben strategische stemmers – of zijn het ‘kuddedieren’?– naast de onvermijdelijke thuisblijvers ooit tevoren zulk een stempel gedrukt op de verkiezingsuitslag. Het resultaat was er dan ook naar. De winnaars hoeven zich niet te bekommeren over de wijze waarop de wedstrijd gespeeld is, en evenmin over de toestand waarin zij de verliezers hebben achtergelaten. Zij hebben andere zorgen aan hun hoofd: het overbruggen van de nodeloos aangescherpte tegenstellingen, en wanneer dat lukt de vorming van een kabinet, dat de tand van de tijd kan doorstaan. Want het populisme mag dan even zijn teruggedrongen, dat geldt niet voor de mediacratie: de onevenredig grote invloed van mannen en vrouwen, die in hun ‘talkshows’ de vorm van politici laten prevaleren boven de inhoud van de boodschap. Natuurlijk zijn partijen en politici zelf verantwoordelijk voor de polarisatie. Maar de overbelichting in de media droeg bij aan de versimpeling en vertekening van het politieke spectrum. Het is te hopen, dat alle acteurs in de politieke arena voldoende leergeld hebben betaald. Zo niet, dan zouden de echte of kwasi-populisten, die in Nijmegen een van de verkiezingsborden overplakten met een cynische boodschap wel eens gelijk kunnen krijgen. Het ene circus is het andere niet. (September 2012)