Groenewoud in de jaren 60

1961: Vierde flatgebouw aan de Jan Willem Passtraat met zicht op Valkenburgseweg

De organisatoren van de traditionele Buurtdag in Groenewoud hadden de bewoners gevraagd even terug te kijken naar de jaren zestig, meer dan een halve eeuw geleden, toen de wijk tussen de spoorlijn Nijmegen-Venlo en de Groesbeekseseweg pas korte tijd bestond.  Het toeval wil, dat ons Nijmeegse leven eind 1960 begon in de Jan Willem Passtraat. We betrokken daar de laatste van de vier flats. Vanuit ons appartement op de tweede woonlaag keken we uit op de spoorlijn naar Kleef en Venlo en op nieuwbouw van de Faculteit Wis- en Natuurkunde. Via het grote zijraam zagen we in de verte de Nebo en het Park Brakkestein.

2017: Flatgebouw Jan Willem Passtraat

Die toen redelijk moderne flatgebouwen maken nog altijd deel uit van het gevarieerde woningbestand van wat destijds Plan Groenewoud heette. Het woord plan is verdwenen net zoals de eendenfokkerij in de wat vreemde hoek tussen de Jan Willem Passtraat en de Heyendaalseweg. De ruim bemeten boerderij heeft plaats gemaakt voor het grote SSH&-complex Hoogeveld, dat in de loop van de jaren duizenden studenten moet hebben gehuisvest. Het Albertinum staat nog altijd recht overeind, hoewel de Dominicanen al jaren geleden hun fraaie kloostercomplex hebben verkocht en verlaten, in ruil voor een gemengde bestemming van woningen, bedrijven, collegezalen, tot een kinderdagverblijf toe.

1961: Slingerweg tussen Jan Willempasstraat en Driehuizerweg; op de achtergrond de oude brug over het spoor

Die eerste Nijmeegse jaren staan – ondanks de verhuizing naar Brakkestein in 1964 – nog altijd in ons geheugen gegrift. Het kostte Ans Lansink-van Dam dan ook weinig moeite om enkele herinneringen aan Groenewoud in de zestiger jaren op te halen en op te schrijven. De zoektocht naar foto’s leverde evenmin veel problemen op, zij het dat de kwaliteit van de zwart-wit-beelden te wensen overlaat. Kleurenfilms kwamen pas later in zwang, evenals betaalbare fototoestellen, waarmee serieuze opnamen konden worden gemaakt. Een Agfa Clack en een Werra: dat waren de eerste apparaten, waarmee we af en toe wat probeerden vast te leggen.

2017: Oude noch nieuwe brug over het spoor zichtbaar, wel winkelwagens voor SSH&-complex: superbe vorm van zwerfvuil

Toen we in begin 1981 na een verblijf van ruim zestien jaar in de Schepenenstraat in Brakkestein terugkeerden naar Groenewoud, was er behalve de komst van enkele puntdaken in de wijk zelf niet veel veranderd. Het stratenpatroon was ongewijzigd. Alleen de zandweg langs de grote tuin van het Albertinum was veranderd in een geasfalteerde weg: de Willem Schiffstraat, waar wij het huis op de uiterste punt van de wijk, vlak naast de vroegere PABO zijn gaan bewonen. Daar wonen we nog steeds, inmiddels aanzienlijk langer dan de Familie Jansen, die het huis in 1968 hadden laten bouwen.

1961: Winters beeld van de spoorlijn naar Kleef en Venlo

Tussen 1981 en 2017 veranderde er wel het een en ander.  Het aantal puntdaken aan de Van Haapsstraat en de zijstraten nam toe. Het SSH&-complex langs de spoorlijn ontnam het zicht op het noordelijke deel van Groenewoud. De spoorverbinding  naar Kleef werd vrijwel onmogelijk door het wegnemen van de rails. Het groen langs de spoorlijn ontnam voetgangers en wandelaars het zicht op het Park Brakkestein. De bewoners moeten het nu doen met het geluid van incidentele festivals in het park.

2017: Wat overeind bleef: de oude werkplaats, nu UBC Mercator

Herinneringen ophalen blijft een dankbare opgave, ook wanneer het de gebouwde omgeving betreft. Nijmegen onderging sinds de 60-er jaren grote veranderingen. De wijken aan de overzijde van het Maas Waal Kanaal kwamen tot ontwikkeling, en de Waalsprong lukte in meer opzichten, met de Spiegelwaal en een reeks bruggen als een in de 70-er jaren nog onverwachte toegift. Groenewoud bleef zichzelf maar zag wel hoe aan de overzijde van de spoorlijn de Radboud Universiteit een steeds grotere en veelal ook fraai ingerichte ruimte ging beslaan, tot en met het vroegere Berchmanianum. De bewoners van dat bolwerk van de Jezuïeten zijn nu de buren van de Brakkesteinse Sacramentijnen. Een goede buur is beter dan een verre vriend. Waarmee de cirkel naar de Buurtdag rond is.

 

 

Een bijzondere verjaardag

Sophie op 24 augustus 2017

Het nuttige met het aangename verenigen: het positieve gezegde is alom bekend, maar wordt tegenwoordig niet vaak meer gehoord. Nuttig en aangenaam: is dat werk naast vermaak, of rust naast inspanning?  De tweeslag nuttig en aangenaam overkwam mij toen ontwerpster Sophie van Kempen, bezig met de boekverzorging van Challenging Changes Connecting Waste Hierarchy and Circular Economy terloops meldde, dat zij op haar verjaardag verder wilde werken aan het boek, dat ons al maanden bezighoudt. Nu we toe zijn aan het opmaken van het definitieve manuscript, werkt een gezamenlijke aanpak achter (of voor) de computerschermen sneller en beter dan mailwisselingen en telefoongesprekken. Bovendien: vier ogen zien meer dan twee.

Nijmeegse Vla van Bakkerij Strik

Trouwens: de onverbiddelijke deadline nadert sneller dan verwacht: alle reden dus om enkele dagen stevig door te pakken. Mijn aanbod om voor gebak te zorgen, wees Sophie van de hand want – zei ze vriendelijk maar met veel nadruk – de jarige trakteert. De niet (maar wel goed-) gemutste boekverzorgster kwam dus aanzetten met een wat groot uitgevallen Nijmeegse Vlaai, die zij vervolgens zelf ging aansnijden. Het aangename – koffie en gebak – ging vooraf aan het nuttige: samen werken aan Challenging Changes: een nauwgezet karwei, dat vanwege de Engelse taal en de figuren, schema’s, tabellen en foto’s alle aandacht vraagt, zelfs op een buitengaatse gevierde verjaardag.

Ans Lansink bewondert het snijden van de vla

Het onderwerp van het boek – de relatie tussen de Ladder van Lansink en de circulaire economie – kent heel wat aspecten. Dat verklaart de pittige omvang van Challenging Changes: 52 paragrafen, verdeeld over 9 hoofdstukken. Voeg daarbij de zeven interviews met befaamde insiders, plus de uitvoerige begrippenlijst – Glossary geheten – en duidelijk wordt, dat de omvang van het boek dichter bij 400 dan bij 350 pagina’s zal uitkomen. Intussen wegen de laatste loodjes zwaarder dan schrijver en boekverzorgster aanvankelijk dachten. Passen en meten, nakijken en corrigeren: het kost allemaal tijd, net zoals de beeldredactie en de definitieve opmaak. Dat het boek onder vaardige handen van Sophie van Kempen met uur en dag vordert, blijkt een gedeelde opsteker, zelfs op dagen waarop het buiten beter toeven is dan op atelier of werkkamer.

Sophie schiet een Selfie: Ans kijkt toe

Over drie weken geven we het printklare manuscript via een eenvoudig ‘sticky’ uit handen, nadat een kleine week besteed is aan de eindredactie van de drukproef. De drukker en de binder gaan dan definitief aan de slag om de volledige productie van de boeken – naar verwachting 4000 exemplaren – op tijd te kunnen afleveren. De boekpresentatie vindt plaats op 11 october 2017 in het gebouw van de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland in Brussel. Het ziet ernaar uit, dat ik de eerste boeken mag overhandigen aan Frans Timmermans, vice-president van de Europese Commissie en aan Harriet Tiemens, wethouder van Nijmegen, de Green Capital Europe van 2018. Zij overbruggen letterlijk en figuurlijk de afstand tussen Nijmegen en Europa met de Ladder van Lansink. Wie had dat in 1979 gedacht?

En nog een, want Ad wil ook wel ‘op de foto’

Ongetwijfeld wordt ook in Brussel het nuttige met het aangename verenigd, wanneer de gasten van de boekpresentatie ervaren hebben, wat schrijver en boekverzorgster in de afgelopen maanden hebben gedaan, naar vorm en inhoud. Het was een hele klus, maar ook een mooie opgave, dankzij de voortdurende steun en stimulansen van Jan Storm, de man die mij na een werkbezoek aan AVR (Rotterdam) – halverwege 2015 –  aan het schrijven zette. Twee jaar later is Challenging Changes een feit. Waarschijnlijk kijken Sophie van Kempen en Ad Lansink dan even voldaan als tijdens een korte pauze in hun werk op een in meer opzichten bijzondere verjaardag.

Noorderheide: even stil als intrigerend

Toegang Noorderheide aan de Elspeterweg tussen Elspeet en Vierhouten (Foto: Ad Lansink)

Zomaar een doordeweekse dag in de zomer van 2017. Op de Noorderheide – het fraaie natuurgebied tussen Elspeet en Vierhouten – is geen mens te bekennen. Wilde zwijnen, reeën en moeflons laten zich evenmin zien, ook al verraden de verse sporen in het zand hun verborgen aanwezigheid. Bij een mierenhoop was geen mier te bekennen. Ruim een jaar na mijn eerste kennismaking met het vroegere landgoed van D.G. van Beuningen – nu eigendom van Staatsbosbeheer – wilde ik weleens zien, hoever het herstel van de befaamde waterwerken was gevorderd. Eigenlijk zocht ik na mijn eerste Rondje Noorderheide naar een antwoord op de vraag, waarom het landgoed zo intrigerend is.

Bloeiende heide, op de achtergrond gevarieerde begroeiing waaronder berken (Foto: Ad Lansink)

Komt het door de stilte, door het afwisselende landschap, de fraaie begroeiing. Of zijn het de waterwerken – de merkwaardige combinatie van de Beek en de kunstmatige vijvers – die een deel van de Noorderheide een typische signatuur geven? Wat begin augustus 2017 in elk geval opvalt, is de geleidelijk aan kleurende heide, die bij voldoende zonneschijn een betoverende aanblik biedt, ook door de afwisseling met allerlei kleuren groen. Een van de piramides – ook een ‘kunststuk’ van D.G. van Beuningen – trekt vanaf het half-natuurlijke meer Tonnetjesdelle de aandacht.

De Wildakker, halverwege de Beek tussen Bovenmeer en Tonnetjesdelle (Foto: Ad Lansink)

De piramide is een richtpunt voor de voettocht langs de (nog steeds) droge Beek naar de Wildakker, het grootste van de kunstmatige vijverpartijen. De herstelwerkzaamheden aan de waterwerken zijn kennelijk goed gevorderd. Bekisting is niet langer zichtbaar, en de doorgangen onder de zandweg naar het Bovenmeer zijn fraai weggewerkt. Op een plaats zijn kunststofbuizen zichtbaar. Dat roept de kostbare vraag op, of de aanleg van een ondergronds buizenstelsel plus een continu draaiende pomp voor een permanent stromend water zou kunnen zorgen. Kostbaar vanwege de aanleg en de exploitatie.

Droge beek en dode boom op stille Noorderheide (Foto: Ad Lansink)

Eenmaal bij de piramide aangeland komt de eenzame bezoeker meer te weten over de geschiedenis van de waterwerken: het verhaal van de Rotterdamse havenbaron, die ook op zijn eigen landgoed water wilde zien stromen. Weliswaar grondwater, geholpen door een pomp, maar toch. Tijdelijke plassen na zware regenbuien waren niet genoeg voor de man, die onbewust een Rijksmonument oprichtte. De artificiële beekloop bevat meestal geen water, de vijvers wel ook al blijkt uit het hoogteverschil tussen de waterstand en de overloop naar de Beek, dat er heel wat water uit de lucht moet komen vallen wil van een natuurlijke stroom sprake zijn. De pomp blijft dus onmisbaar om de waterwerken tot leven te wekken.

Mierenhoop bij Tonnetjesdelle (Foto: Ad Lansink)

Gelukkig is er op de Noorderheide veel meer te zien en te beleven, bovenal de onmiskenbare stilte, wanneer de voetganger, hardloper, fietser of mountain biker zich op voldoende afstand van de Vierhoutenseweg of de Elspeterbosweg bevindt. Fietsers mogen overigens niet overal komen, en wandelaars moeten rekening houden met de voor het wild gereserveerde gebieden. Geef de ogen de kost, om te genieten van het Veluws landschap en de vraag te beantwoorden, waarin het intrigerend karakter schuilt. Zijn het de veelal droge waterwerken en de opvallende uit zwerfkeien opgebouwde piramides? Zijn het de onzichtbare dieren, die letterlijk en figuurlijk hun sporen nalaten? Is het de hei, die slechts beperkte tijd in bloei staat? Of spant het integrale landschap van de Noorderheide met zijn glooiingen en zijn gevarieerde begroeiing de kroon?

Ommetje De Bruuk

Gras en grasland in De Bruuk (Foto: Ad Lansink

Wie in Nijmegen of omgeving een interessant ‘ommetje’ wil maken – een niet te lange wandeling door een bijzondere landschap – kan in het Rijk van Nijmegen letterlijk en figuurlijk alle kanten op. Ook de gekozen richting biedt diverse keuzemogelijkheden. Neem bij voorbeeld: Groesbeek met haar kerkdorpen Horst en Breedeweg, bij de Duitse grens en het befaamde Reichswald. De kleine dorpskernen zijn even sober als rustig, met een beperkt aantal voorzieningen. Maar Groesbeek en haar kerkdorpen  bieden wel toegang tot het natuurgebied De Bruuk, volgens insiders van de Radbouduniversiteit de parel onder de Nederlandse natuurgebieden vanwege het grote aantal plantensoorten, die elders al lang verdwenen zijn.

Ommetje in Natuurreservaat De Brug (rood)

Natte hooilanden
Het natuurreservaat De Bruuk is befaamd om zijn unieke blauwgraslanden. Na de ontginning van een groot heidegebied in het lage deel van Groesbeek bleef een deel van het grasland met de natte hooilanden en de verspreide bosjes in stand, en dus behoed voor een agrarische functie. In 1940 kreeg De Bruuk officieel de status van graslandreservaat. Opvallend is de fraaie afwisseling van hooimoerassen, waaronder beschermde blauwgraslanden en veldrusschraallanden. Hier en daar markeren (bijna) dode bomen het bijzondere landschap, dat door Staatsbosbeheer wordt onderhouden.  Gewapend met een ouderwetse flora kunnen outsiders waarschijnlijk planten vinden, waarvan zij het bestaan niet of nauwelijks kenden: Spaanse ruiter, Blauwe  en Blonde zegge, Vlozegge  en Klein glidkruid.

Orchideen tussen het gras (Foto: Ad Lansink)

Orchideen
Waarschijnlijk komen de meeste bezoekers – in absolute termen zijn het er niet veel – af op de talloze orchideeën, die tegen het einde van de lente en het begin van de zomer boven het gras van de moerasgebieden uitsteken.  De met veelal paarse of lila bloemen gevulde stengels zijn niet te missen, zo groot is hun aantal in het middendeel van De Bruuk. De gele bloemen langs de renpaden –  de rechthoekige padenstructuur uit de tijd van de ontginning aan het einde van de 19de eeuw – steken duidelijk af van de soms schuchtere orchideeën. Ren heeft overigens niets met hardlopen te maken, wel met waterlopen (of beekjes), die vroeger in het  Groesbeeks ren werden genoemd.

Grassen in het bos (Foto: Ad Lansink)

Toegangsweg
Wie een Ommetje De Bruuk wil maken met een eenvoudige maar mooie recht-toe-recht-aan-wandeling door het afwisselend natuurreservaat, rijdt eerst naar Groesbeek, en bereikt vervolgens via de Kloosterstraat (centrum) de Lage Horst. Deze weg loopt rechtdoor naar de Hogewaldseweg aan de Duitse grens. Halverwege de bebouwing van Groesbeek en de Hogewaldseweg bevindt zich de Ashorst, die naar de westelijke ingang van De Bruuk leidt. Komt de bezoeker uit Bredeweg, dan neemt hij in de dorpskom in oostelijke richting een straat met de naam De Bruuk. Die straat gaat na enkele kilometers over in de Hogewaldseweg, vanwaar de Ashorst ook weer te bereiken is.

Grassen in De Bruuk (Foto: Ad Lansink)

Leigraaf
Opnieuw De Bruuk in: het unieke moerasgebied in het bekken van Groesbeek, dat wordt gevoed door kwelwater. De Leigraaf doorkruist onopvallend het overwegend groene (zogenaamde meden- of maden) landschap, dat wordt gekenmerkt door een kleinschalige afwisseling van hooimoerassen, struwelen, houtwallen en natte bossen. Vanaf de goed begaanbare boerenpaden zijn alle elementen van De Bruuk goed te zien en te bewonderen, ook zonder kennis van de talloze planten en (vooral) grassoorten. De weg in het natuurgebied wijst zich vanzelf: een simpel vierkant.

Informatiebord van Staatsbosbeheer bij ingang De Bruuk (Foto: Ad Lansink)

Belemen van watergangen
Wie anno 2020 de oostelijke ingang van De Bruuk koos – te bereiken vanuit Horst rechtdoor en aan het eind van de weg linksaf – trof bij het begin van het pad langs een brede wetering een bord van Staatsbosbeheer met informatie over de werkzaamheden in het kader van PAS, de even befaamde als omstreden Programma Aanpak Stikstof. Waterschap Rivierenland maakte in samenwerking met de Provincie Gelderland en de gemeente Berg en Dal van de gelegenheid gebruik om sloten en greppels in De Bruuk te belemen. Vanaf het pad langs de afwatering zijn de heuvels van het Reichswald zichtbaar, totdat het pad naar rechts afbuigt om na een paar honderd meter de uitgestrekte blauwgraslanden te bereiken.

Waterpartij in De Bruuk (Foto: Ad lansink)

Vernatting omgeving
De gevolgen van het verhogen van de waterstanden zijn goed zichtbaar in het grasland zelf, en ook langs het grote boerenpad, dat midden over de grote grasvlakte loopt. De verruiming van het oppervlakte- en grondwater gaat verdroging tegen. Nu al wordt duidelijk, dat de verhoging van waterstanden in De Bruuk een nattere omgeving oplevert. Het Waterschap Rivierenland heeft een meetnet geïnstalleerd  voor het monitoren van de gevolgen van de vernatting, en om bij wateroverlast mitigerende maatregelen te kunnen treffen. Of na het vernieuwde waterbeheer de orchideeën in de blauwgraslanden nog te benaderen zijn, valt te bezien. Maar ook vanaf de paden blijft De Bruuk een bijzonder gebied, een plaats om tot rust te komen.

Droog, bomenrij gedeelte van De Bruuk in het vroege voorjaar van 2020 (Foto:Ad Lansink)

Brede middenpad door blauwgraslanden – April 2020 (Foto: Ad Lansink)

 

Voorbij de littekens

Hoofdingang RadboudUMC: de plaats waar de spannende maanden begonnen

Terugblik op een spannend begin van 2017 met een onverwachte samenloop van gebeurtenissen

Rond de jaarwisseling verwachtte ik een spannend 2017. De vraag of na ‘brexit’ en ‘Trump’ de verkiezingen in Nederland, Frankrijk en Duitsland ook onverwachte uitslagen zouden opleveren hield me bezig, Ook vroeg ik me af of NEC zich – al dan niet met moeite –  in de Eredivisie zou handhaven.  Zelf ging ik een spannend jaar tegemoet met de publicatie van Challenging Changes – Connecting Waste Hierarchy and Circular Economy. Halverwege 2015 was ik op aansporing van Jan Storm, oud-directeur van Nedvang, nu voorzitter van Wecycle en president-commissaris van de Dar, begonnen aan het boek over de relatie tussen de Ladder van Lansink en de circulaire economie. Bij een gezamenlijk werkbezoek aan AVR in Rotterdam wist de enthousiaste gangmaker mij te overtuigen van het nut van een inhoudelijke, Engelstalige follow up van ‘De Kracht van de Kringloop’. Hij boorde financieringsbronnen aan, en regelde ook een ‘editorial board’, die mij met raad en daad terzijde zou staan. Tegen het einde van 2016 was het manuscript grotendeels klaar, inclusief interviews met insiders als Eurocommissaris Karmenu Vella, Eunomia CEO Dominic Hogg en ISWA-chairman Antonis Mavropoulos. Het eerste kwartaal van 2017 had ik gereserveerd voor schema’s, afbeeldingen, tabellen en eindredactie, plus de controle van de vertaling. Vormgeefster Sophie van Kempen was intussen begonnen aan de lay out en de vormgeving van schema’s en figuren.

De man van de Ladder met schaatskampioenen op de voorpagina van de Gelderlander van 13 februari 2017

Het werk aan Challenging Changes vorderde zo goed, dat ik soms wat losliet over mijn poging om afvalhiërarchie en circulaire economie –  al enige tijd trending topic – met elkaar te verbinden. De Gelderlander zag plotseling aanknopingspunten voor een artikel over de intussen bijna veertig jaar oude Ladder van Lansink. Ik stemde toe. Enige publiciteit leek van belang, ook omdat de gemeente Nijmegen en de DAR meewerken aan het project, financieel en inhoudelijk via een interview met wethouder Harriet Tiemens en Dar-topman Pieter Balth Linders. Toevallig vond het gesprek met de Gelderlander plaats, kort voor mijn bezoek aan Dr Camaro, interventie-cardioloog van UMC Radboud. De huisarts had mij naar hem verwezen vanwege aanhoudende hoge bloeddruk en forse borstpijn na pittige inspanningen. Op de dag waarop ik te horen kreeg, dat hartkatheterisatie noodzakelijk was, stuurde Sjors Molenaar mij de foutloze tekst van zijn interview voor De Gelderlander. En een dag voor duidelijk werd, dat ik met spoed een open-hart-operatie moest ondergaan, verscheen het uitgebreide verhaal over de Ladder van Lansink in de krant, met een aankondiging op de voorpagina. Geen wonder dus, dat een verpleegkundige van de afdeling hartkatheterisatie kort voor het onderzoek zei: kijk nou eens wie we op de afdeling hebben.

Leven als nooit tevoren: dat was nog maar de vraag, vlak voor de hartkatheterisatie op 14 februari 2017. In het interview de eerste aankondiging van ‘Challenging Changes’, het boek dat in het najaar van 2017 verschijnt

De uitkomst van de hartkatheterisatie was duidelijk. Een dotterbehandeling was te riskant. Om verder onheil te voorkomen was een snelle bypassoperatie noodzakelijk. Na een angstige avond en nacht op de afdeling hartbewaking was het zover: een operatie, waar ik vaak over had gehoord, zou ik zelf ‘aan den lijve’ meemaken. De verzekering van de cardiochirurg, dat in het overgrote deel van de gevallen de ingreep slaagt, gaf mij voldoende vertrouwen in een goede afloop. Achteraf is de operatie mij geweldig meegevallen. De nachtelijke uren op de intensive care vlogen voorbij, ook al hield pijn mij uit de slaap. De regelmatige controles, de toediening van medicijnen en de maaltijden vormden een dankbare afwisseling in het rustige post-operatie-ritme. Na de overbrenging naar de verpleegafdeling veranderde eigenlijk weinig, behalve dan de kennismaking met patiënten, die al eerder geopereerd waren. Opnieuw begon een verpleegster over het interview in De Gelderlander. De gedwongen rugligging viel niet mee, de pijn wel dankzij de toediening van pijnstillers. Toen eenmaal drains, infuus en urinekatheter verwijderd waren, werd het verblijf in het ziekenhuis nog dragelijker, ook dankzij de voortreffelijke inzet van de verpleegkundigen, die dag en nacht klaar staan voor hun patiënten.

Welkomstboeketten van buren, Energiepoort, Ds Visscherfonds, Prinsenconvent, Volvo Nijmegen, Familie,  Editorial Board Challenging Changes en Nijmeegs Ondernemerscafe: teken van betrokkenheid en meeleven

Drie dagen na de operatie kon ik al zelfstandig douchen, met moeite maar toch. De maaltijden gingen steeds beter smaken.  De bezoekers – die tussen 15 en 20 uur welkom waren – troffen op de afdeling cardiochirurgie patiënten, die zonder uitzondering uitkeken naar de dag waarop zij naar huis of naar hun eigen ziekenhuis – Rijnstate in Arnhem of CWZ in Nijmegen – mochten terugkeren. Dat gold ook voor mij: precies zes volle dagen na de operatie werd ik ontslagen, gewapend met een medicijnenpaspoort en een recente hartfilm. De fysiotherapeut had al vastgesteld, dat traplopen weer mogelijk was. De artsen, aan wie ik was toevertrouwd – interventiecardioloog dokter Camaro en cardiochirurg doctor Geuzebroek – hadden mij intussen bezocht en teruggekeken op de geslaagde katheterisatie en omleidingsoperatie. Voortgeduwd door echtgenote Ans bracht een verrijdbare stoel mij naar de hoofdingang van het RadboudUMC. Boekontwerpster Sophie van Kempen, die op de middag van het ontslag op ziekenbezoek kwam reed mij naar huis, waar net het eerste boeket werd afgeleverd. Een week na de katheterisatie, waarmee de onverwachte ziekenhuisopname begon, was ik weer thuis. Dat ik een week later een vijftal uren op de Spoedeisende Hulp zou belanden, was even onverwacht als de toename van de pijn na de thuiskomst.

RadboudUMC op Dekkerswald: de plek van zeven weken hartrevalidatie

Pijnstillers bleven noodzakelijk, naast de medicijnen die voortaan tot het vaste inname-ritueel behoren. Met de woorden ‘eenmaal hartpatiënt, altijd hartpatiënt’ valt natuurlijk te leven, zeker waar de forse ingreep ook een ‘wake up call’ was. De zichtbare littekens op de borst en het rechterbeen herinneren voortaan aan de geslaagde ingreep. Ik bewaar ook goede herinneringen aan het verblijf in het RadboudUMC, aan de voortreffelijke zorg van staf en verpleging van de afdelingen cardiologie en cardiochirurgie en aan familieleden, vrienden en kennissen, die mij letterlijk en figuurlijk een hart onder de riem hebben gestoken. Het oude hart is vernieuwd, met hergebruik van eigen lichaamsmateriaal. Met dat begrip is ook de cirkel naar ‘Challenging Changes’ weer rond. De dag voor het ontslag kwam ik op de gang Fred Bouman tegen, ook achter een rollator. ‘Pas nog in de krant’, zei hij verbaasd, ‘en nu hier’. Tijdens de hartrevalidatie-middagen op Dekkerswald – tot eind mei ben ik daar bezig – ontmoeten we elkaar opnieuw. Een paar dagen geleden kwam de Ladder van Lansink toevallig weer ter sprake. Ook die cirkel was dus rond. Ik kon Fred en de andere, even sympathieke lotgenoten van de hartrevalidatie melden, dat de publicatie van ‘Challenging Changes’ doorgaat, in het najaar van 2017: een jaar met onverwachte gebeurtenissen. En de andere potentiele littekens: de Tweede Kamerverkiezingen vielen mee, Frankrijk koos voor Europa, en NEC blijft voorlopig in de Eredivisie.

 

Dwalen door herinneringen

Thomas Verbogt, in gesprek met Marie Antoinette van Kuyk-Minis en Koos van Tol in de Oude Bartholomeuskerk in Beek op 9 april 2017

Met Thomas Verbogt en Marie Antoinette van Kuyk-Minis terug naar de jaren zeventig

Dwalen door herinneringen: die drie woorden zijn onlangs gekoppeld en gemunt door Thomas Verbogt in een van zijn dagelijkse columns in De Gelderlander. Ik dwaal soms door mijn herinneringen, aldus de schrijver die – hoewel woonachtig in Amsterdam – Nijmegen noch Arnhem kan en wil vergeten. Omgekeerd dwalen herinneringen ook door Thomas Verbogt, zo bleek op een zonnige zondagmiddag in het Oude Bartholomeuskerkje van Beek, waar hij voor de Vrienden van Harry van Kuyk op uitnodiging van Marie Antoinette van Kuyk-Minis herinneringen ophaalde aan de befaamde kunstenaar. Halverwege de jaren zeventig had hij Harry leren kennen, toen hij met zijn mederedacteuren van het literaire tijdschrift De Schans – Frans Kusters, Arnold Fasel en Nop Maas – besloot om met het blad van de GBK een dubbelnummer uit te geven. Verbinding van beeldende kunst en literatuur: daar mocht toch veel goeds van verwacht worden. Koos van Tol, graficus  en destijds uitgever van het GBK-blad was het daar natuurlijk mee eens.

Het grafische werk van Harry van Kuyk, in het bijzonder zijn vermaarde reliëfdrukken. leende zich niet voor de grote oplage van De Schans, in tegenstelling tot het werk van Geert Jan van Oostende, Maarten Beks, Klaus van de Logt, Sven Hoekstra en andere kunstenaars, die in die tijd al furore maakten. Maar de vriendschap tussen de kunstenaar en de schrijver was er niet minder om, integendeel. Het tweetal zag en ontdekte veel in elkaar, ondanks – of juist door – de tegengestelde karakters. Harry van Kuyk was, zo vertelde Thomas Verbogt aan de Vrienden – veel en vaak aan het woord, maar boeide hem. Dat kwam ontegenzeggelijk door de gedeelde voorliefde voor vernieuwing, en door de gezamenlijke passie voor het schrijven. Want Harry van Kuyk was niet alleen graficus, maar ook schrijver en verteller. Dat enige overdrijving hem niet vreemd was, kon Thomas Verbogt niet schelen, zo bleek ook uit de anekdotische beschouwing over gedeelde belevenissen in de jaren zeventig, onder meer bij Cafe De Gouden Leeuw.

Dwalen door herinneringen: dat deden de Vrienden van Harry van Kuyk ook. Marie Antoinette had voor de komst van Thomas Verbogt al een aanzet gegeven met het verhaal over geit Lellebel, die een jaar later werd afgelost door een speenvarken. Navertellen van de hilarische gebeurtenissen in de Oude Kerk van Ooij, waar Harry toen woonde, is een onmogelijke opgave. Vandaar deze uiterst korte aanduiding van de bacchanalen, die als alternatief voor de pakjesavond van 5 december rond de geit en het speenvarken werden aangericht. Het bijzondere verhaal van Thomas Verbogt over Harry’s eerste vrouw Rita, en over de wijze waarop Marie Antoinette haar plaats in nam, maakten de tongen opnieuw los. Thomas Verbogt is overigens van plan zijn herinneringen aan de Hessenberg, waar hij van Rita met Arnold Fasel moest gaan kijken of Harry van Kuyk nog leefde, ooit te gebruiken als deel van een roman over zijn Nijmeegse jaren. Hopelijk vindt de even productieve als boeiende schrijver in de komende jaren de tijd om deze unieke dwaaltocht door eigen en andermans herinneringen aan het papier toe te vertrouwen.

Wit, geel, groen en een vleugje paars

Paarse Besjes

Wanneer sneeuw bijna even vlug verdwijnt als valt, is het zaaks om snel enkele beelden vast te leggen. Herinneringen aan de spaarzame winterse dagen zijn immers nooit weg, evenmin als de merkwaardige wisselwerking tussen de witte vlokken en de nog spaarzamer voorboden van de lente. De toverhazelaar is er meestal vroeg bij, net zoals de kleine ranonkels die al tijdens de eerste dagen van februari hun kopjes boven de grond steken. Zij verdwijnen gelukkig niet zo snel als de spreekwoordelijke sneeuw, die niet eens de zon nodig heeft om in hoog tempo weg te smelten. Is de winter nu al voorbij, zo vraagt menig schaatsliefhebber zich af?

Toverhazelaar

Het antwoord is even onzeker als de vaak gehoorde stelling, dat de weergoden nu vrijwel elk jaar waarschuwen voor een snelle klimaatverandering. De grafieken van de opwarming van de aarde liegen er niet om. En het klimaatbeleid moet, anders dan de klimaatsceptici beweren, uiterst serieus genomen worden. Maar de schaal en de tijd van de veranderingen blijven onzeker. Wat wel vast staat – elk jaar opnieuw – is de schoonheid van de witte wereld, dichtbij het eigen erf of ver van huis en haard, waar sneeuw de eeuwigheid haalt.

Palmlelie (Yucca Gloriosa)

Sneeuw maakt vrijwel alles fotogeniek, zolang de dooi het laat afweten. Een kleine rondgang in de tuin roept onverwachte beelden op, vooral daar waar nog wat kleur te vinden is. De toverhazelaar met zijn grillige bloemen spant de kroon. Maar ook de paarse besjes mogen er zijn, fel afstekend tegen de witte achtergrond. De oorspronkelijk uit Midden-Azie afkomstige ranonkels leveren een veelvoud van gele bloemen: een kleurrijke zij het tijdelijke bodembedekker zonder opsmuk, die elk jaar opnieuw leert, dat de lente echt in aantocht is. Groen is natuurlijk de standaardkleur in alle jaargetijden, dus ook in de winter. De wisselwerking met sneeuw levert niettemin – zoals bij de Yucca –  verrassende beelden op, de moeite van het vastleggen waard.

Ranonkels

Sneeuwfoto’s lenen zich goed voor het vastleggen van klassieke zwart-witbeelden, zoals dat gebruikelijk was voor de komst van de kleurenfotografie. Toch is aanwezigheid van een bij voorkeur opvallende kleur – hoe minimaal ook – te verdedigen. De sneeuwfoto’s bij dit bericht over de tijdelijke sneeuw van 11 en 12 februari 2017 tonen – al dan niet zonneklaar – dat een beetje kleur in elk leven telt, zelfs van tijdelijke sneeuwvlokken die anders dan hun lotgenoten op de Mont Blanc geen eeuwig leven kennen.

Paus Franciscus: zichzelf onder ordegenoten en wetenschappers

Paus Franciscus begroet ordegenoot Pater Theo van Drunen SJ, pastoor van de Petrus Canisiuskerk in Nijmegen, bij zijn bezoek aan de Generale Congregatie van de Jezuieten in het najaar van 2016 te Rome

Bijzondere herder
Een kleine vier jaar geleden – op 14 maart 2013 – schreef ik een kort bericht onder de titel Habemus Papam: Paus Franciscus. De keuze van de kardinalen voor de Jezuïet uit Brazilië was een verrassing, niet alleen voor de wereldwijde katholieke geloofsgemeenschap maar ook voor niet-katholieke mensen, al dan niet gelovig, en van velerlei komaf. Paus Franciscus maakte al in het eerste jaar van zijn pontificaat duidelijk, dat hij in enkele, niet onbelangrijke opzichten, een andere herder zou zijn dan zijn voorgangers. Zijn altijd vriendelijke gezicht straalt naast onbevangenheid oprechte aandacht uit, zijn leefwijze soberheid en barmhartigheid. Nu de vierde jaardag van zijn pontificaat nadert, kan Paus Franciscus bogen op een grote schare fans, in Italië, Europa, feitelijk over de hele wereld. Zijn bezoeken, vaak ver van huis bewijzen dat evenzeer als de grote belangstelling voor en instemming met zijn Kerst- en Paasboodschappen. Zijn encyclieken Evangelii Gaudium en Laudato Si werden alom met waardering ontvangen.

Achterzijde Liturgieboekje 7-8 januari 2017

Petrus Canisiuskerk
Niet het befaamde Canisiuscollege – leerschool voor bekende politici – maar de min of meer toevallige betrokkenheid bij de Petrus Canisiuskerk in Nijmegen bracht mij in aanraking met de Orde van de Jezuïeten. De verre opvolgers van Petrus Canisius – de uit Nijmegen afkomstige ‘Europese’ Jezuïet – verzorgen al sinds mensenheugenis de stadsparochie aan de Molenstraat in het hart van de Nijmeegse binnenstad. Zij blijven dat doen, ook nu de  aanvankelijke parochie van de Jezuïeten is opgegaan in de St Stephanusparochie. De fusie van acht stedelijke parochies kreeg haar beslag onder het bewind van deken en pastoor Jan Stuyt, nu secretaris van de Nederlands-Vlaamse provincie van de Jezuïeten. Dat paus Franciscus ook Jezuïet is schept een bijzondere band, zo bleek onder meer bij en na de moord op Pater Frans van de Lugt S.J., toen Jan Stuyt tijdens een ontmoeting met de Jesuit Refugee Service Paus Franciscus het boek over de geliefde ordegenoot mocht overhandigen.

De paus en de oerknal: Column van Robbert Dijkgraaf, NRC 14 januari 2017

Civitas Christiana (?)
Overigens kunnen niet alle katholieken de inzet en inspiratie van Paus Franciscus waarderen. Op een bijeenkomst van Civitas Christiana, een merkwaardig genootschap van orthodoxe katholieken voorspelde kerkhistoricus Roberto de Mattei, dat de Katholieke Kerk binnen een paar maanden uit elkaar zou knallen: „Het zal snel gaan en het zal bruut zijn”, aldus de man, die blijkens de NRC van 20 november 2016 een toehoorster verleidde tot even dubieuze uitspraken: „Franciscus zou zich wat minder om het milieu en wat meer om het zielenheil van de gelovigen moeten bekommeren”, zegt een (on) zekere Leontien Bakermans, eraan toevoegend: “Ik heb liever dat de paus twee maîtresses heeft dan dat hij de geloofsleer aantast zoals Franciscus doet”. Werpt Leontien zichzelf hier op? Nee: van de Civitas Christiana valt niet veel heil te verwachten, en van de Mattei evenmin getuige zijn schismatieke inzet, een wetenschapper onwaardig. Dat het Katholiek Nieuwsblad inmiddels van de ene week op de andere afscheid heeft genomen van de ook al paus-kritische hoofdredacteur Henk Rijkers, en de koers naar Rome verlegt, kan geen toeval zijn.

Pater Jan Stuyt SJ overhandigt paus Franciscus het boek over pater Frans van de Lugt

Uitdijend heelal
Naar Rome: die woorden brengen mij bij ‘De paus en de oerknal’, een opmerkelijk positieve en inhoudelijk sterke column in de NRC van 14 januari 2016, opgetekend door Robbert Dijkgraaf, directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton. De vroegere voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen hoorde paus Franciscus tijdens de tweejaarlijkse vergadering van de Pauselijke Academie van Wetenschappen zeggen: “Er is nog nooit zo’n duidelijke noodzaak geweest voor de wetenschap om de wereld te dienen”. Het 50e sterfjaar van de oud-president van de academie – de Belgische priester en kosmoloog Georg Lemaitre (1894 -1966 ) en ontdekker van het uitdijend heelal, was aanleiding voor Dijkgraaf en andere geleden naar Rome te gaan. Dijkgraaf noemt ‘de tocht van de kerk naar de wetenschap lang en kronkelig’, maar vindt tegelijk ‘de open houding van de huidige paus wat dat betreft een verademing’. ‘Of het een permanente verschuiving inhoudt, is maar de vraag’ aldus Dijkgraaf, die er wel op wijst dat de vorige bijeenkomst van de academie over klimaatverandering geleid heeft tot de pauselijke encycliek Laudato Si. Dijkgraaf’s waarneming, dat paus Franciscus in het persoonlijk contact even indrukwekkend is als in zijn geschreven woord, bevestigd het verstand en gevoel van al degenen – ook zijn ordenoten in Nijmegen – die zich geïnspireerd weten door de beminnelijke, zorgzame en inhoudelijk sterke paus.

 

 

Grijze grafiek bij Mook aan de Maas

Mook: drooggevallen haven. met op de voorgrond oude breekstenen. In de verte Cuyk

Rivierstromen, die buiten haar oevers treden: dat komt regelmatig voor in een land, dat verschillende Europese stromen doorgang verschaft naar de onmetelijke Noordzee. Maar stilstaand water in een rivier: dat is even ongebruikelijk als ongewoon, even vreemd als zeldzaam. Een deel van de Maas maakt in de eerste week van 2017 het ongewone zichtbaar, het vreemde waar. Ga naar een van de oevers langs de Maas tussen Sambeek en Grave om te zien, wat een onverwachte gebeurtenis teweeg kan brengen.

Maasoever bij Mook. In de verte de spoorbrug

Een met benzeen geladen schip mist de ingang van de sluis bij Grave en vaart met hoge kracht tegen de stuw, schuift een paar meter naar beneden om even verder te beseffen wat gebeurd is: een immens gat in de stuwwand, waardoor het water vrij baan heeft tot de volgende stuw bij Lith. De sluiswachter bij Heumen sluit te laat de sluisdeur, waardoor ook het Maas-Waalkanaal een deel van haar nu plotseling kostbare lading verliest. De schade valt nog niet te overzien, het herstel wel na twee weken denken en overleggen: een half jaar werk voor  waterbouwkundigen.

Havenhoofd bij Mook: weinig kleur in grijs landschap

Hoewel ondeskundig dacht ik, twee dagen na de aanvaring door het schip en tijdens over de sluisbrug. meteen aan een tijdelijke damwand. Achteraf blijkt, dat een dergelijke constructie overwogen is naast een dozijn alternatieven. Uiteindelijk koos Rijkswaterstaat voor een tijdelijke dam van breekstenen, die de Maas in twee weken op het gewenste peil moet brengen. Vervolgens wordt een half jaar uitgetrokken om de sluis te herstellen, na het droogmaken van de bouwput: opnieuw de kans om enkele historische foto’s te maken.

Maas en meeuwen. Bomen spiegelen in stil water

De Maas tussen Lith en Sambeek ziet er nu anders uit, niet de loop van de rivier, wel de bedding en de rivierkanten, die onder normale omstandigheden tot de grasranden rijken. Nu overheersen zand en modder, overigens een geliefde pleisterplaats voor de meeuwen, die nieuwe voedselbronnen kunnen aanboren. De wandelaars, die bij de kleine haven van Mook de gevolgen van de gedeeltelijk leeggelopen Maas komen bekijken, zien met enige verbazing het drooggevallen haventje.

Zicht op Katwijk (Foto’s: Ad Lansink)

De modder ruikt naar van alles en nog wat. En de stenen zijn een stille getuige van wat tientallen jaren verborgen is gebleven. Alleen de vogels verstoren af en toe de stilte, die op een donkere zondagmiddag nog nadrukkelijker aanwezig lijkt. Grauw en grijs toont zich de omgeving, in de richting van Cuyk maar ook naar de spoorbrug. De kerk van Katwijk blijft zichtbaar, achter de bomen die zich in het stilstaande water spiegelen als nooit te voren. Grijze grafiek in een landschap dat binnen enkele weken weer kleur krijgt, met stromend water

Saamhorigheid telt, ook in 2017

Saamhorigheid telt : Beeldengroep Binnenstad (2005-2015) van Cor Litjens, in St Stevenskerk Nijmegen, 200 (h) x 500 (b) x 300 (d) cm, Foto: Picture Productions Nijmegen

Volgens Bas Heijne – de terechte winnaar van de P.C. Hooftprijs 2017 – is de grondtoon van het wereldwijde conflict eerder ideologisch dan sociaaleconomisch van aard. In een voortreffelijk essay (NRC, 31 december 2016) plaatst Bas Heijne universalisme tegenover nationalisme, gelijkheidsdenken tegenover groepsdenken, het streven naar gezamenlijkheid tegenover het zoeken naar een identitaire eigenheid. Verklaarde Europeanen zullen bij de beoordeling van deze polariteiten waarschijnlijk kiezen voor universalisme en gezamenlijkheid. De keuze tussen gelijkheidsdenken en groepsdenken is moeilijker, hoewel vervanging van gelijkheid door gelijkwaardigheid wonderen doet. Hoe het ook zij, voor mij zijn  nationalisme en populisme – bedenkelijke vormen van groepsdenken – niet weggelegd. Ik houd het liever op trefwoorden als verbondenheid en betrokkenheid, optimisme en enthousiasme in de wetenschap, dat saamhorigheid telt.

Kop boven commentaar NRC (31-12-2016) – Op achterzijde foto Bisschop Gerard de Korte: ‘Ik kan het geloof van een ander helemaal niet toetsen’ – een voortreffelijk interview

Op 31 december 2015 schreef ik op deze plaats, dat terugkijken om vooruit te kunnen een uitdaging inhoudt. Dat geldt vooral nu de omstandigheden binnen en buiten de eigen leefwereld eerder zorgelijk zijn dan dragelijk, eerder pessimistisch stemmen dan optimistisch ogen. Die uitdaging klemt temeer, nu angst de samenleving in haar greep lijkt te houden, zo voegde ik toe in de hoop dat 2016 saamhorigheid dichterbij zou brengen. Maar niets bleek minder waar. De NRC kopt boven het hoofdredactionele commentaar: Afscheid van een jaar waarin alle zekerheden leken te verdwijnen.  Dat is een rake kop. Dat in de woorden ‘alle’ en ‘leken’ een tegenstelling ligt ingesloten, doet niets af aan de zorgelijke inhoud van het commentaar, waarin ‘de nieuwe salonfahigkeit van Poetin verbijsterend’ wordt genoemd. Terecht natuurlijk, hoewel nogal wat media vergeten, dat zij via ‘free publicity’ de salonfahigketi van allerhande politieke figuren danig vergroten. Maar dat terzijde.

Over een ander gezicht gesproken; Ad Lansink bewondert kennelijk Maarten van Rossum, bij de Cannenburg in Vaassen (2015) (Foto: Bert Jan Nijhuis)

Een jaar geleden had ik net de laatste hand gelegd aan een voorwoord en een reeks minicolumns voor Arnhem 1950 – 1960 – Beelden van een stad tussen ooit en nu: een fotoboek, samengesteld door Gerrit Middelbeek, dat een belangrijke periode van de Arnhemse geschiedenis zichtbaar maakt. Het Arnhems Historisch Tijdschrift wijdde onlangs een mooie, uiterst positieve recensie aan het fraai uitgegeven boek. Ik schreef daarin: ‘Tijden veranderen en met de tijden de mensen op de weg van vroeger naar later, van jeugd naar volwassenheid, van ooit naar nu, De samenleving kreeg (en krijgt) een ander gezicht’. De vraag is natuurlijk hoe dat ander gezicht er in 2017 uit gaat zien, niet alleen in Arnhem of Nijmegen, in Nederland of Europa. Nee, ook verder weg. De hele wereld is langzamerhand het domein van iedereen geworden: een even uitdagende als beangstigende constatering. Want dichtbij huis is het leven vaak al pittig genoeg.

Logo van het ‘Challenging Changes’ project. Ontwerp: Sophie van Kempen en Ad Lansink

Wie schrijft, die blijft. Had ik eind 2015 de teksten gereed voor het boek over Arnhem, nu is dat het geval met de hoofdstukken van en interviews voor Challenging Changes – Connecting Waste Hierarchy and Circular Economy, het boek dat in de loop van 2017 moet gaan verschijnen. Jan Storm, de immer actieve pleitbezorger voor duurzaam afvalbeheer, zette mij in 2015 op het spoor. Hij vond dat ik in aansluiting op De Kracht van de Kringloop – het boek dat ik in 2010 samen met Hannet de Vries- in ’t Veld publiceerde – een Engelstalig boek moest schrijven over de wisselwerking tussen de Ladder van Lansink en de circulaire economie, het trefwoord van vandaag en morgen. Na de bekende bedenkingen ben ik halverwege 2015 voorzichtig begonnen; 2016 werd het echte schrijf- en interview-jaar. Het schrijf- en redactiewerk is nu zover gevorderd, dat vormgeefster Sophie van Kempen vanaf februari 2017 aan de slag kan, nadat de ‘Editorial Board’ groen licht heeft gegeven, ook voor tussentijdse informatie over het pittige project: Challenging Changes: uitdagende veranderingen, het is tegelijk mijn wens voor een voorspoedig 2017 in de tamelijk stellige wetenschap, dat saamhorigheid telt, waar dan ook.