Groesbeek, 6 mei 1940 – Berg en Dal 14 december 2019, kunstenaar
Robert Maximilien Marie Terwindt was de oudste van de twaalf kinderen van Leonard Terwindt (1916-1993) en Angelique Estourgie (1919-1997). Zijn vader bestierde een bekend grindbaggerbedrijf, terwijl zijn moeder uit kon een artistieke familie kwam: opa Estourgie was architect en oom Huub kunstenaar. Robert groeide in Nijmegen. Na lager en voortgezet onderwijs bij de broeders aan de Hertogstraat en de Gerard Noodstraat, ging Robert korte tijd naar het seminarie. Dat beviel niet. Robert wilde kunstenaar worden. Zijn vader zag daar weinig toekomst in, zijn moeder wel, met als gevolg dat Robert in 1957 naar Tilburg ging om aan de Academie van Beeldende Vorming bij de Katholieke Leergangen, de bevoegdheid m.o. tekenen te halen. Een schoolvriend leerde de jonge tekenaar de magie van olieverf. Vijf jaar lang leerde Robert kunde en kunst van tekenen en schilderen: disciplines die hij uitbundig ging beoefenen.
Vanuit zijn eerste atelier in de Nijmeegse Benedenstad ontmoette hij kunstenaars al Harrie Gerritz, Klaas Gubbels, Mark Brusse en Gustave Asselbergs, met wie hij bevriend zou blijven. De dienstplicht bij de Marine in den Helder was een leerzame onderbreking van zijn nog prille kunstenaarscarrière. In 1963, na het afzwaaien uit militaire dienst, trouwde Robert met edelsmid Mies Verheijen. Het jonge echtpaar kreeg drie kinderen: Robin, Sylvette en Veronique. In hetzelfde jaar ging Robert etnografica verzamelen, eerst uit Nieuw-Guinea, later uit Afrika. Die passie deelde hij met Harrie Gerritz, die hem introduceerde bij Ursula Voorhuis, befaamd kenner van Afrikaanse volkskunst. De eerste solotentoonstelling in het Nijmeegse Besiendershuis toonde al waarmee de hartstochtelijke maar bescheiden kunstenaar naam zou maken: krachtige, kleurrijke, soms monumentale doeken met veel beweging. Zelfs gebouwen kwamen via het penseel van Robert tot leven. ‘Ik schilder geen mensen, wel hun emoties’, zei Robert. Zijn schilderijen paarden gedrevenheid aan terughoudendheid en zeggingskracht aan stilte. Daarmee zette Robert kijkers aan het werk in de paradoxale ruimte tussen verbeelding en werkelijkheid.
In 1964 verliet Robert zijn winkel-, werk- en woonruimte aan de Smidstraat. Met Oscar Goedhart trok hij naar een oud schoolgebouw op de Heilig Landstichting, waarin ook Ted Felen in een atelier had. De wisselwerking van de drie kunstenaars leidde soms tot gezamenlijk projecten. Klaas Gubbels kwam soms praten en kijken. De Arnhemse kunstenaar was geraakt door de monumentale schildering van Robert bij de ingang van de OLV van het Heilig Hart-kerk in Berg en Dal. Jaren later zouden Robert en Klaas in de Franse Ardèche elkaars zomerse buren worden. Via een atelier aan de Bosweg in Berg en Dal keerde Robert in 1974 terug naar de Benedenstad, waar hij eerst aan het Kabelgas, later in de Priemstraat zijn intussen alom gewaardeerde werk voortzette. Hij werd een bekende stamgast van de City Bar aan de Houtstraat, toevluchtsoord van kunstenaars, journalisten, buurtgenoten, koppelbazen, studenten en verdwaalde politici. Hij was in dat ‘Bijkantoor van de Gelderlander’ onbetwist middelpunt tussen kunstenaars als Theo Elfrink, Harry van Kuyk, Ed van Teeseling, Klaus van der Locht, Nel Linssen en Gertjan van Oostende. De voorzitter van minivisclub Het Scholleke vond met zijn verhalen een gewillig oor bij de cafégangers. Was hij afwezig, dan hield een door Robert geschilderde keizer vanaf het plafond de gasten van uitbater Jo Samson in de gaten.
Robert’s doeken met zijn karakteristieke handschrift vonden hun weg in publieke en private collecties, vaak na imposante exposities, ook buiten Nederland. Gastoptredens en studiereizen brachten Robert in Macedonië, Servië, Egypte en Italië. Honkvast werd Robert pas, toen hij in 2003 het atelier bij zijn huis in Berg en Dal betrok, na werkruimtes in de oude Lentse PGEM-fabriek, de Blokhut bij de Sint Stephanuskerk en een bedrijfspand achter de Sint Annastraat. De keelkanker, die zich in 1994 openbaarde, beïnvloedde inmiddels Robert’s leven en werk, omdat het ziektebeeld na diverse behandelingen steeds terugkeerde. Toch ging hij opdrachten en exposities niet uit de weg. De eervolle toekenning van de Karel de Grote-prijs van de gemeente Nijmegen in 1999 en de grote overzichtstentoonstelling in Museum het Valkhof in 2000 ware mooie opstekers, de kroon op zijn werk als kunstenaar en docent. Robert bleef geliefd om zijn grote, zelfs grootse doeken, die toeschouwers meenamen naar een meervoudige en kleurrijke wereld, waar van alles gebeurde: een onmetelijk strand, een drukke vismarkt, een volle keuken of een vrolijk carnavalsfeest. ‘Schilderen is mijn leven’ was Roberts’ motto. Aan indrukwekkende kunstenaarsleven kwam ten einde op 14 december 2019, toen de ongeneeslijke ziekte niet meer te overwinnen was.
Bronnen:
- Ad Lansink, Beeldspraak, Gesprekken met kunstenaars uit het Rijk van Nijmegen (2007), BnM Uitgevers en Taborhuis
- Fons Asselbergs e.a.: Robert Terwindt, de schilderijen (2000), Museum Het Valkhof
- Frank van de Schoor e.a.: De Handtekening van Robert Terwindt (2017), Kunstmagazijn Brakkestein