Nijmegenaren uit het (verre) verleden

Omslag Numaga Jaarboek 2004, waarin opgenomen: Nijmeegse Biografieen

Omslag Numaga Jaarboek 2004, waarin opgenomen: Nijmeegse Biografieen

Toespraak bij de aanbieding van Nijmeegse Biografieen  (Numaga Jaarboek 2004), op zaterdag 27 november 2005 in de Stevenskerk te Nijmegen

Van het een komt vaak het ander. Het een was het verzoek om eind 1998 Deel 1 van het Biografisch Woordenboek Gelderland in ontvangst te nemen, omdat Karel Aalbers, toen voorzitter van Vitesse, zware griep had. Het ander was de vraag om een bijdrage voor Deel 2, omdat ik in mijn toespraak (1) namen had genoemd, die een plaats verdienden in volgende delen. Dat ik sinds die toevallige rol enkele ‘Gelderslieden’ heb beschreven, verbaast vooral mensen, die mijn geschiedkundige opvoeding kennen. Ik ben immers archievenvorser noch amateur-historicus. Wel studeerde ik naast chemie ook geschiedenis van de natuurwetenschappen. Maar het plan om bij Prof. Dr. E.J. Dijksterhuis te promoveren ging niet door, omdat de winnaar van de P.C. Hooftprijs niets in mij zag. Na een moeizaam examen in zijn Bilthovense huis stuurde hij mij weg, met een zes-min en de aansporing om snel te lopen. Hij hoorde de bus naar Utrecht aankomen. Toch werd ik wetenschapper, in Nijmegen, waar ik later een van de 150 personen weer trof, die terecht in de Nijmeegse Biografieen is opgenomen. Ik doel op Dries van Melsen, hoogleraar en president-curator van de toen nog Katholieke Universiteit, trouw bezoeker van de Cenakelkerk, en later geïnteresseerd in mijn politieke werk, misschien omdat hij in 1956 mijn eerste stappen in de natuurfilosofie had begeleid.

Van het een kwam later weer (2) het ander. Bij de presentatie van Deel 4 van het BWG in Harderwijk keek ik terug op de zes personen, die ik intussen had beschreven. Ook de vraag naar de keuze van de personen kwam aan de orde. Die toespraak en vraag leidden tot de uitnodiging om de presentatie van deel 1 van de Nijmeegse Biografieën (3) van enkele kanttekeningen te voorzien. Ook dat verzoek aanvaardde ik, wetend dat een outsider niet teveel noten op zijn zang mag hebben, en zeker geen valse. Eén kritische noot moest kunnen, al was het alleen al om uitgever en auteurs aan te sporen het niet bij de eerste verzameling te laten. Bij het noemen van de personen, die ik in het BWG heb geportretteerd komt de kritische noot vanzelf te voorschijn. Het waren

  • Gekke Eddie (Otten), befaamd Nijmegenaar, zwak begaafd maar groot van hart (4);
  • John Bertine (Jan van ’t Veen), kapper en alom gewaardeerd feestjesbouwer (5);
  • Louis Frequin, journalist, verzetsman en hoofdredacteur van de Gelderlander (6);
  • zuster Ludovica Keyzer en pater Daniel van Zeeland  oprichters van de Orde van de Zusters Dominicanessen van Neerbosch (7);
  • en: Just Göbel, doelman van Vitesse en het Nederlands Elftal, de enige Arnhemmer (8) in het bonte gezelschap.

Louis Frequin en Ludovica Keyzer haalden inmiddels de Nijmeegse verzameling, pater van Zeeland eigenlijk ook, omdat hij zuster Ludovica naar Nijmegen heeft gelokt. Maar Gekke Eddie, John Bertine en een Nijmeegse ‘Just Gobel’ zijn in de Nijmeegse Biografien niet te vinden. Daarmee signaleer ik  drie ontbrekende kringen:

  • Figuren, niet behorend tot een specifieke beroepsgroep: Gekke Eddie dus, maar ook Carel Briels, evenementenman avant la lettre,  en Dominee Colijn, de man die van en op meer markten thuis was
  • Illustere stadgenoten, die Nijmegen en Knotsenburg op de kaart van het grotere vertier hebben gezet: John Bertine dus, maar ook grootvorst Nico Grijpink, en ex-prins Theo Eikmans alias tonprater en zanger Graodus van Nimwegen
  • Sportlieden als Han Engelsman, stervoetballer bij Quick; Hein Kakebeke, in 1906 oprichter van Hockeyclub Nijmegen (9), en Karel Roothaan, Nijmeegs eerste geregistreerde wielrijder en bedenker van de Velocipedebaan in Nijmegen (10).

Aan de Vierdaagse is wel gedacht, met  biografieën van veelvoudig loper Frans Raymakers en oud-marsleider Tonny van Dongen.. Wie niet te klagen hebben over weinig aandacht zijn ‘aanvoerders’. Een fraaie reeks trekt voorbij: Van Julius Caesar, Keizer Trajanus en Karel de Grote, via Keizerin Theophano en Catharina de Bourbon naar ‘moderne’ bestuurders als Louis Beel en Marga Klompé. Het is een optocht van mannen en vrouwen, die tot de verbeelding spreken. Wel mis ik van Brugghen (11), auteur van de ‘Troostrede voor Nijmegen’; actueel voor lieden, voor wie Nijmegen te klein en de Waalsprong twee bruggen te weinig is. Natuurlijk is elke keuze arbitrair, ook wanneer burgemeesters de revue van (h)erkenning passeren. Van de eerste burgers, die ik gekend heb, tref ik wel Charles Hustinx en Ien Dales aan, maar niet Theo de Graaf en Frans Hermsen: mannen, die bij de wederopbouw een deel van de historische last hebben gedragen. En de Graafseweg bestond al voor het oud-kamerlid burgemeester werd.

Terzijde: de 36 auteurs zijn er ondanks de maat van 600 woorden goed in geslaagd de uitverkorenen tot leven te wekken. Soms is er zelfs ruimte voor een anekdote. Neem Pater Jan Rubbens, het ‘jungske’ uit de Molenstraatkerk (12), van wie het verhaal gaat, dat hij een wonder zag in het briefje van tien, dat hij aan een zwerver gaf, na eerst beweerd te hebben, dat hij geen geld bij zich had. Toen hij wat dieper in zijn jaszak dook, vond hij een tientje. Bij thuiskomst ontdekte de in de Benedenstad geliefde priester, dat hij bij vergissing de jas van de pastoor had aangetrokken. Ien Dales moet het zonder anekdotes stellen. ‘Ma Flodder’ doet mij wel denken aan de man op de Waalkade, die mij toeriep dat haar vette mantelpakje letterlijk en figuurlijk ongepast was. Kort daarna kreeg zij van premier Lubbers – eregast bij de 20e Zomerfeesten – te horen: ‘Toen ik nog in Nijmegen studeerde struikelde je over de nonnen en de paters, nu kun je niet om Dales heen’. Het ronde gebaar ontging de eerste burgeres, die nors naar buiten bleef kijken.

Omslag Numaga Jaarboek 2013, waarin opgenomen Nijmeegse Biografieen 3 (2013)

Omslag Numaga Jaarboek 2013, waarin opgenomen Nijmeegse Biografieen 3 (2013)

Over nonnen en paters gesproken: die uitstervende groep komt in de Nijmeegse Biografien goed aan haar trekken. Naast Rubbens treft de lezer o.m. Petrus Canisius, Jac van Ginneken, Bernard van Meurs en Titus Brandsma: een even onbetwistbare als karakteristieke reeks figuren, die in 500 jaar een stempel op Nijmegen, Nederland en soms zelfs Europa hebben gedrukt. Dat diverse priesters een dubbelrol vervulden, roept de vraag naar de lengte van hun dag of week op. Neem Pater Beukens, oprichter en moderator van Union, of Ben Kahmann, pastor redemptorist en  rasmuzikant; of Willem Duynstee, de ‘Oude Duyn’ (13), jurist, priester, professor, lotgenoot van de ook geportretteerde Anna Terruwe. Het klassement van de beroepsgroepen wordt aangevoerd door hoogleraren. Dat wekt geen verbazing, temeer omdat enkele professoren al in de 17e eeuw naam maakten: Lambert Goris en Petrus de Greve, geboren Arnhemmers, die de Universiteit van Harderwijk verruilden voor die van Nijmegen, en Gerard Noodt, Nijmegenaar en job-hopper vanwege zijn vertrek naar Franeker, Utrecht en Leiden, waar hij echt furore zou maken. De Katholieke Universiteit heeft zoveel illustere figuren voortgebracht, dat een loutere opsomming geen recht doet aan hun verdiensten. Een uitzondering maak ik voor Louis Rogier, de eminente oprichter van Numaga, en Jos en Wim van der Grinten, omdat ik ‘alleskunner’ Wim in mijn prille politieke jaren nog heb meegemaakt. Het gedenkboek bij het 75 jarig bestaan van de Katholieke Universiteit (14) beschrijft meer vermeldenswaardige hoogleraren. Wat te denken van en te doen met Reinier Post, Gerard Brom, Joseph Prick en Huub Lammers?

Nijmegen is voor schrijvers en dichters een dankbare stad. Godfried Bomans had dezelfde ervaring als Lubbers. ‘Het is een stad van Kloosters, Noviciaten en Moederhuizen; er wordt geluid en gebeierd dat het een lieve lust is’ (15). Ik noem verder Frans Kellendonk, Cola Debrot en Anton van Duinkerken. De laatste zou zich verbaasd hebben over de opname van de biografie van Ernst Michel, de door het fascisme geboeide schrijver, die volgens zijn biograaf (16)  ‘een bijzondere vorm van geëxalteerd schelden beoefende, en zich daarom “Gods handgranaat” noemde’. Ik zou bijna een lans  breken voor Albert Delahaye, de gefrustreerde oud-gemeentearchivaris, die zijn scheldpartijen baseerde op zijn passie voor de historische waarheid, die hij overigens nooit gevonden heeft (17). Schrijven en schelden: een actueel thema, voor betweters, maar ook voor biografen.

Het ene biografische woordenboek is het andere niet. Die open deur leidt naar de vraag, hoe locale, regionale en nationale verzamelingen zich tot elkaar verhouden. Is er een hiërarchie of zijn ze nevengeschikt? En: kunnen personen in elk van die boeken – het Nijmeegs, Gelders of Nederlands Biografisch Woordenboek (18) – voorkomen? Gelet op de cijfers, is het antwoord: ja. Van de 146 personen in het Numaga Jaarboek 2004 zijn in de nationale reeks 23 en in de Gelderse serie 15 biografieën te vinden. Slechts één man komt in elk van de drie reeksen voor. Het is Jan Toorop, de graficus, die maar zes jaar in Nijmegen heeft gewoond, ‘aangetrokken zo hij zich voelde tot het gunstige woonklimaat en het katholieke milieu’. Hij raakte bevriend met de geestelijkheid, vooral Jezuïeten en met wijnhandelaar Athony Nolet, een befaamde verzamelaar. Het Nijmeegs Vademecum telt meer bekende kunstenaars: Jan van Goyen natuurlijk, Paul, Herman en Jan van Limburg, de gebroeders van het beroemde getijdenboek, en zilversmid Gerrit van Duren, die niet zo goed was als Willem Schiff maar toch fans had; verder de graveurs en klokkenmakers van Call, I, II en III, waarvan de laatste opviel om zijn ‘in lui en ledig gaen’, hoewel hij soms tweemaal daags dronken was. Van kaartenmaker Gerard de Jode had ik gehoord, maar van Aleidt, schilderes en vrouwvrouw niet, en van Nicolaes van Helt Stocade evenmin. Waarmee vast staat, dat biografische woordenboeken figuren aan de vergetelheid onttrekken. Onbekend hoeft niet onbemind te zijn.

Bekende mannen en vrouwen zijn op meer plaatsen te vinden, onbekende niet, waarmee naast de omvang – de nationale reeks bevat per deel 400 en de Gelderse serie 45 lemmata – een van de verschillen is aangeduid. De Nederlandse biografieën zijn wetenschappelijker, langer maar ook saaier. De Gelderse verhalen gaan met Julius Civilis terug tot de 1e eeuw, de Nijmeegse Biografieën ook. Het Biografisch Woordenboek Nederland beschrijft alleen personen, die na 1910 overleden zijn. De lezer treft geen voetballers of popmuzikanten, geen kloosterlingen of rentmeesters, geen carnavallisten of kwakzalvers. De bonte mengeling van de Gelderse reeks gaat ten dele ook op voor de Nijmeegse Biografieën. Ter illustratie noem ik:

  • Pe Hawinkels, de exuberante schrijver, dichter en vertaler, die dank zij zijn vrienden al kort na zijn te vroege dood al een (omstreden?) legende werd;
  • Johannes Baudoin, de laatst (1843) in Nijmegen opgehangen moordenaar, die niet verwacht zal hebben ooit nog een erelijst te zullen halen,
  • Mathe Daniels, de befaamde gemeente-archivaris, die voor zijn vele activiteiten te weinig is gewaardeerd
  • Kitty de Wijze, het dappere meisje, ‘dat symbool werd voor de joodse Nijmegenaren, die hun stad niet meer terugzagen’, (19)
  • de Dobbelmannen, Johann Peter, Pierre en Theodoor, grote gezinshoofden, die het ondernemerschap cobineerden met de roeping van politicus: kom daar nu eens om
  • Ab Uyen, de bespraakte voorlichter, die feilloos aanvoelde dat ik stamgasten van de City Bar had meegetroond naar de eerste, openbare nieuwjaarsreceptie van de gemeente Nijmegen;
  • Ria Kuyken, de zangeres, bekend als ‘Het meisje van de Beer’, dat in meer rollen furore heeft gemaakt dan het ongelukkige circusoptreden deed vermoeden

De Nijmeegse Biografieën krijgen hopelijk een vervolg. Tussen de regels door heb ik enkele suggesties gedaan, in alle bescheidenheid want hoewel mini-biograaf en oud-wetenschapper: ik ben geen geschiedkundige. Wel ex-politicus, maar geen schrijver; wel praatjesmaker, maar geen encyclopedist. Waarom een vervolg? [PM] Wel: 2000 jaar Nijmegen  is ook het verhaal van talloze hele of halve Nijmegenaren. En: elke mens telt, ongeacht zijn centen of talenten. In iedere man of vrouw schuilt een verhaal over lengte, breedte en diepte van zijn of haar leven, niet om  de grootste genoemd te worden, wel om ‘voorbeeldig’ te zijn. Daarom nog enkele namen, die in volgende delen misschien een plaats kunnen verwerven:

  • Pupke Maas, de eerste Nijmeegse orgelman, die in de jaren 20 van de vorige eeuw met acht orgels stad en ommeland van muziek voorzag (20);
  • Herman Wehberg, alias Nijdas, die als cursiefjesschrijver in de Gelderlander de gewone man en vrouw aan zich verplichte;
  • Ed Hammes, Joan Colette, Toon Vijftigschild,  Wim van Woerkom en Marius van Beek, kunstenaars van uiteenlopend karakter;
  • Arie Lammerts van Bueren, de journalist, die als man van de protestantse Nijmeegse Courant de concurrentie aanging met de toen nog katholieke Gelderlander;
  • Deken Triebels, de Maarten Luther II van Nijmegen, omdat hij de katholieke belangen verkwanseld zou hebben aan de ketterse protestanten (21);
  • en – ter afsluiting, maar niet te vergeten –  Jan Brinkhoff: zijn artikelen en boeken hebben mij begeleid op de merkwaardige weg van geboren Arnhemmer naar getogen Nijmegenaar.

PM
De Nijmeegse Biografieen hebben inderdaad een vervolg gekregen zoals de afbeeldingen bij dit verhaal illustreren. Van de delen 1 en 2 is een aparte, handelseditie verschenen. Deel 3 is opgenomen in het Numaga Jaarboek 2013. Deel 4 volgt eind 2021 in het Numaga Jaarboek 2021

Noten
(1) Omzien in verwondering: Toespraak bij aanbieding van het BWG (Deel 1) op 29 december 1998 te Arnhem
(2) Het een en (het) ander: Toespraak bij de presentatie van Deel 4 van het BWG op 22 april 2004 te Harderwijk
(3) Opgenomen in Jaarboek Numaga 2004
(4) Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 2 (2000), blz 84
(5) Idem, 2 (2000), blz 104
(6) Idem, 3 (2002), blz 52
(7) Idem, 4 (2004), blz 72 en blz 136
(8) Idem, 3 (2002), blz 57
(9) Website NMHC
(10) G.J. Moed: ‘Genotrijke dagen’ van Wielersport, in: Jaarboek Numaga, Jaargang XLVII (2000),
(11) Mr. J.J.L. van der Brugghen: Troostrede aan het oude Nijmegen (1861 – Kemink en Zoon, Utrecht), in 1976 heruitgave door Uitgeverij Historie, Nijmegen
(12) Ondertitel van ‘Pater J.Rubbens SJ (1887-1959)’, Paul Begheyn SJ, Nijmeegse Studien, deel XIII (1987)
(13) C.E.M. Struyker Boudier e.a., ‘De “oude Duyn” herdacht’, Nijmegen, 1987
(14) Nijmeegse Gezichten, 75 Jaar Katholieke Universiteit Nijmegen, (1998)
(15) Jaarboek Numaga, Jaargang LI (2004), blz 24 (Peter Altena)
(16) Jaarboek Numaga, Jaargang LI (2004), blz 91 (Peter Altena)
(17) Albert Delahaye: De Bisschop van Nijmegen, oftewel: Hoe de Keizer Karel Universiteit van Nijmegen door het Jeugdelftal haar roemruchte titel op het toernooi van Noyon het eigen doel in liet knallen, Noyon/Nijmegen, 1982
[(18) Biografisch Woordenboek van Nederland: in bewerking is het zesde deel (2004). Alle delen zijn te raadplegen via www.inghist.nl
(19) Jaarboek Numaga (2004), blz 142 (Rob Camps)
(20) Ach lieve tijd: Twintig eeuwen Nijmegen en de Nijmegenaren, (1986), Uitgeverij Waanders, blz 95
(21) Idem, blz  121