Een halve eeuw eeuw verbondenheid
Het einde is nabij: van die woorden van Henk schrok ik. Wandelend langs een fjord in Noorwegen las ik in een onverwacht bericht van Bernard van Welzenes, dat de revalidatie van Henk Bergamin – een dag eerder nog gemeld in een bericht van Johan Klomp over de geslaagde dotterbehandeling – uitgesloten was. Denkend aan mijn eigen open-hart-operatie, hoopte ik op een ommekeer. Tevergeefs, zo bleek uit het overlijdensbericht dat ik later, op weg naar Nijmegen, kreeg. Henk was in alle rust heengegaan, na alles zorgvuldig en punctueel te hebben voorbereid. Zo was hij als mens en bestuurder, als vriend en vader: vastberaden, doortastend maar ook open en betrokken, in alle vezels een universeel mens: ongewone woorden wellicht, niettemin de gedeelde verantwoordelijkheid tekenend, die in ieder mens besloten zou moeten liggen. Bijna een halve eeuw geleden trof ik Henk Bergamin voor de eerste keer tijdens de kennismaking van de KVP-ers op de kandidatenlijst voor de Nijmeegse Gemeenteraad. Henk, toen als markant militair jurist secretaris van de Krijgsraad, was beoogd wethouder. Ik zou fractievoorzitter worden. Henk werd inderdaad wethouder stadsontwikkeling. De oude garde verwees mij naar de reservebank: als vicefractievoorzitter mocht ik Henk kritisch maar loyaal volgen. De loyaliteit won het dik van de kritiek, door de gedeelde visie op velerlei terrein: ruimtelijke ordening, gewestelijke samenwerking, voetbal, carnaval en bier, maar ook nadenken over wat een stad van net geen 150.000 inwoners nodig had. Nijmegen had wel ‘Hoofdlijnen van Beleid’ vastgesteld, maar die lijnen moesten nog uitgewerkt en ingevuld worden.
Die lijnen brengen mij bij mijn eerste, anekdotische herinnering: het bezoek van wethouder Henk Bergamin aan het Oude Weeshuis, om de boze bewoners van de Benedenstad te informeren over de daar alom gevreesde plannen: kantoren, parkeergarages en forse woongebouwen. De bewoners zagen niets in die overmoedige plannen. De jonge architect Paul van Hontem bepleitte namens de grote schare, eensgezinde Benedenstadters sociale woningbouw, liefst volgens het oude stratenpatroon. Achter in de zaal zag en voelde ik hoe bij Henk de overtuiging groeide van de noodzaak van een koersverandering. Na de bij vlagen emotionele bijeenkomst bleven we in het Oude Weeshuis tot in de late uren bier drinken, met Keesje en zijn vriend Hein Graat.
Die befaamde visboer, nodigde ons enkele weken later uit naar de Nijmeegse Boys te komen om een toernooi rond Nijmeegse Boys 4 – volgens Hein the worlds best team of the world – op te luisteren. Of daar de basis is gelegd voor onze gedeelde belangstelling voor voetbal, weet ik niet. Maar vast staat wel, dat wij – Henk als Amsterdammer en ik als Arnhemmer – in de Nijmeegse voetbalwereld een rol zouden gaan spelen. Henk werd voorzitter van NEC, toen die functie nog de klassieke betekenis van het boegbeeld had, en hij iets zou beleven wat waarschijnlijk nooit meer het geval zal zijn: een Europese bekerwedstrijd tegen het roemruchte Barcelona. Zelf werd ik voorzitter van de kleine KNVB-Afdeling Nijmegen , en later van het Bestuur Amateurvoetbal in Zeist. Daar zou Henk overigens ook actief worden als lid van de Landelijke Regelementscommissie.
Terug naar Nijmegen, waar ook het Stadsgewest ons vanaf 1970 samen bezig hield: Henk met zijn onmiskenbaar bestuurlijk profiel, en ik als voorzitter van de door ons met Embere van Gils, Karel Hageman, Theo Jeuken en Albert Gerritz opgerichte christendemocratische fractie, nog voordat van het landelijke CDA sprake was. Theo de Graaf, de burgemeester van Nijmegen was voorzitter van het ‘grootstedelijk’ (of was het ‘klein-gewestelijk’?) orgaan, dat in 1975 al om politieke redenen verdween. Dat wij volgens enkele insiders als duo B&L door het Land van Maas en Waal waren trokken, had weinig geholpen. Voordeel was wel, dat wij de omgeving van Nijmegen beter hadden leren kennen.
Die kennis kwam ons van pas toen Henk Bergamin, Anton van Hooff en ik na een vergadering van de commissie ruimtelijke ordening besloten om de Vierdaagse te gaan lopen. De fractievoorzitter van de PvdA haakte helaas af, maar Henk en ik zetten door aan de hand van een pittig, uiteraard door Henk opgesteld trainingsschema. Niets had hij aan het toeval overgelaten. Tijdens de Dukenburgmars zag Frans van Mierlo ons lopen bij de Hatertse Vennen, met als gevolg ongewilde voorpubliciteit. Je kunt beter een Vierdaagse lopen dan een reeks raadsbetogen afsteken, aldus de chef van de stadsredactie van De Gelderlander, die elke wandeldag een verhaal over ons liet optekenen. De slotdag liep anders dan Henk gedacht had. De bokkenwagen met bier, aangeboden door fractiegenoten Nol Smits en Guus van Leeuwe moesten we zelf op sleeptouw nemen, tegen de wens van Henk in: hij had zich een stoere, bijna militaire binnenkomst voorgesteld. Maar het kratje bier viel in vruchtbare aarde. Henk zou de Vierdaagse zijn hele leven trouw blijven, als loper, marsleider, gastheer en toeschouwer.
Henk kon goed opschieten met de journalisten van De Gelderlander: Harrie Janssen, Ruud Stoeten en Frans van Mierlo. Zij wisten ons te vinden wanneer we na raads- en commissievergaderingen in de buurt van het stadhuis op zoek gingen naar bier, en zij naar nieuws. Het was ook Frans van Mierlo, die ons aanraadde om carnaval te gaan vieren bij de Nijmeegse Jokers op de avond, dat ook het krantenvolk zich in het Oude Weeshuis zich onder de Benedenstadters mengde. Met gloednieuwe kielen togen Henk, Else, Ans en ik naar het gebouw, waar president Willie van Gemert enthousiast de scepter zwaaide. Na wat glazen bier brak het ijs, tot enkele gasten elkaar met stoelen gingen bestrijden. De verbaasde carnavalisten stoven uiteen. Zelf vond ik me terug bij de Berggeiten om met Marie Josee Ceulemans haar baas Louis Frequin op te zoeken. Nol Smits en Henk Bergamin kwamen, wanneer ik me goed herinner ook in Berg en Dal terecht, zij bij ’t Swerte Schaop in Erica.
Het gezamenlijk begin bij het Nijmeegs carnaval kreeg enkele jaren later een merkwaardig vervolg, toen Henk mij in de pauze van een raadsvergadering vroeg of het waar was dat ik in 1978 Prins van Knotsenburg zou worden? Hij had dat ergens gehoord, maar dat kon toch niet waar zijn? Nee, loog ik: dat kan echt niet, om enkele weken later te ontdekken, dat Henk als lid van de Stadsraad (toen samen met Pastoor Cox, kamerlid Loek Hermans en ijshockeyer Jan Burg) in De Vereeniging mijn onthulling als Prins Ad I van zeer dichtbij zou meemaken. De leugen was snel vergeven en vergeten, het enthousiasme voor carnaval, aangewakkerd tijdens de zittingen van de Nijmeegse Jokers niet.
Knotsenburg zou immers een vaste plaats krijgen in Henk’s drukke agenda. Van Nijmeegs wethouder was hij inmiddels gepromoveerd tot Gelders Gedeputeerde, een waardig opvolger van katholieke politici, die hem in Arnhem waren voorgegaan: Theo Peters sr, en Jopie van Driel. Dat belette hem niet om Beschermheer van het Knotsenburg Prinsenconvent te worden. Een aanvankelijk ludieke actie na de installatie van zijn zoon Oscar tot Jeugdprins leidde tot het door de aanwezige exen spontaan uitgeroepen beschermheerschap. Al snel, dat Henk Bergamin ook deze ‘bestuurlijke’ functie met verve zou gaan bekleden. Zijn wijze adviezen – vooral tijdens de maandelijkse rondvraag – werden veelal ter harte genomen. Geen Herenzitting wilde hij missen. Dat hij als ‘informateur’ – samen met geestelijk adviseurs Bernard van Welzenes – de moeizame bestuurswisseling in goede banen wist te leiden tekende de bestuurder, die van vrijwel alle markten thuis was.
Alle markten? Ja: in 2004 kwam het duo B&L opnieuw tot leven, toen Henk Bergamin op advies van zuster Madeleine toetrad tot het bestuur van de Van Zeelandstichting, die namens Congregatie van de Zusters Dominicanessen van Neerbosch belast was met de exploitatie van Zorgcentrum Huize Rosa. Op verzoek van de Congregatie moesten Henk Bergamin en ik proberen een fusie met De Waalboog te realiseren. Dat lukte ondanks onze inspanningen niet, omdat de Waalboog twee scherpe randvoorwaarden niet wilde inwilligen, tot grote teleurstelling van de Congregatie, die ‘ontzorgen’ als een harde wens hadden geformuleerd. Maar die teleurstelling maakte plaats voor grote waardering toen twee jaar later – met steun van het Zorkantoor en in samenwerking met Standvast Wonen – een nieuw Zorgcentrum Huize Rosa in Neerbosch kon worden gebouwd.
Deze herinneringen leren, dat Henk op veel terreinen zijn sporen heeft verdiend. Een prachtig leven staat op de rouwkaart. Dat zijn waarschijnlijk zijn eigen woorden. Ik voeg toe: een welbesteed leven, in grote dienstbaarheid aan gezin en samenleving, in verbondenheid met collega’s en vrienden, waar dan ook. Ik vermoed, dat Henk zijn grootste voldoening heeft beleefd aan het burgemeesterschap van Bemmel. Enkele ex-prinsen vroegen zich kort na zijn benoeming af, waarom Henk burgemeester van Bemmel was geworden. Die vraag heeft hij voluit beantwoord in al die jaren van zijn eerste-burger-schap. In Bemmel kon hij met en onder de mensen invulling geven het woord ‘autoriteit’: vertrouwen verwerven en gezag uitoefenen. De enthousiaste burgervader haalde overigens zijn vrienden soms naar Bemmel, zelfs naar Kasteel Doornenburg, waar talrijke gasten tijdens de Nieuwjaarsrecepties lieten merken, dat de burgemeester op handen werd gedragen. Het was een voorrecht Henk Bergamin ontmoet en gekend te hebben. De droefenis om zijn heengaan wedijvert met de dankbarheid voor wie hij was en voor wat hij deed, thuis en buiten zijn fijne gezin, in Nijmegen, Knotsenburg, Bemmel en elders.