De ontsluiting van het omvangrijke foto-archief van Jan van Teeffelen vordert gestaag. De vakbroeders Henk Braam en Ger Loeffen verdienen waardering voor de digitalisering en catalogisering van de beelden die veelal voor zichzelf spreken. Maar ook de woorden van ‘de stadsfotograaf van Nijmegen’ zijn de moeite waard. Vandaar de herpublicatie van een interview, dat ik 30 jaar geleden met Jan van Teeffelen had over zijn werk, zijn ideeën en zijn onderwerpen.
Wie regelmatig de Gelderlander leest, zal in de editie Rijk van Nijmegen de wekelijkse reeks ‘Schatkamer van Jan’ niet ontgaan zijn. Elke maandag schrijft Geert Willems in twee kolommen een interessante bijdrage bij een foto uit het gedigitaliseerde archief van Jan van Teeffelen. De befaamde Nijmeegse stadsfotograaf liet na zijn overlijden in 2011 een archief van een miljoen negatieven na. Zijn zoon Marc besloot de talloze negatieven te digitaliseren om het indrukwekkende archief toegankelijk te maken. Marc toonde in 2015 de zelf in elkaar gezette installatie aan enkele fans van zijn vaders werk, in de verwachting dat zij voor materiële en immateriële steun zouden zorgen. De digitalisering bleek een enorme klus, die Marc door zijn ziekte en overlijden niet kon afmaken. Veruit het grootste deel van het archief moest nog worden gedigitaliseerd. Gelukkig besloten de fotografen Henk Braam en Ger Loeffen het werk van Marc voort te zetten. Zij besteedden de digitalisering uit aan een professioneel bedrijf. Aan het uitzoeken, archiveren en waar mogelijk beschrijven van de foto’s hadden (en hebben) zij al de handen vol. Een groot artikel in dagblad De Gelderlander over deze ‘monsterklus’ was voor journalist Geert Willems aanleiding te starten met de wekelijkse serie ‘De Schatkamer van Jan’. Zelf publiceren zij al geruime tijd op Facebook beelden uit de collectie van Jan van Teeffelen. In december 2023 toonden zij een selectie uit het archief in de Stadsschouwburg. Ook organiseerden Henk en Ger multi-media-voorstellingen in Lux en een verkoopexpositie in de Vrijmetselaarsloge. De digitalisering kost immers geld, net zoals de uitgave van een boek met een selectie van Jan van Teeffelen’s foto’s. Ongetwijfeld kijken liefhebbers uit naar de boekpresentatie, die zoals het er nu naar uitziet zal plaats vinden op zaterdag 7 december 20224 om 16.00 uur bij Dekker & van de Vegt.
Zelf leerde ik Jan van Teeffelen kennen in de City Bar, het eertijds befaamde cafe van Jo Samson aan de Houtstraat. De City Bar was het onbetwiste domein van kunstenaars, journalisten, (enkele) buurtbewoners en andere lieden, zelfs verdwaalde politici. Het door Rob Terwindt geschilderde kroegtafereel toont een mooie doorsnee van de stamgasten van het cafe, dat ook wel het Bijkantoor van de Gelderlander werd genoemd. Ik was oertrots, dat ik een plaats kreeg op het grote doek, rechtsonder in de hoek, onder de witte blouse van Jan van Teeffelen.
In de loop van de jaren ontstond een hechte band, vooral door de gesprekken in de City Bar maar ook door de vele ontmoetingen in de stad. Het kostte daarom weinig moeite om voor het Biografisch Woordenboek Gelderland (BWG) een biografie te schrijven over de man uit Dreumel, die een echte Nijmegenaar werd en bleef, ondanks zijn talrijke reizen over de hele wereld. De door de Stichting Jan van Teeffelen op haar Facebooksite vermelde link naar de biografie is inmiddels vaak aangetikt. Die grote belangstelling voor Jan van Teeffelen stimuleerde mij het interview met hem uit 1998 opnieuw onder de aandacht te brengen. Bij mijn afscheid van de Tweede Kamer in 1998 mocht ik in Nieuwspoort een expositie inrichten van mijn bevriende kunstenaars Harrie Gerritz, Rob Terwindt, Oscar Goedhart. De gasten van het afscheidsfeest kregen een mini-glossy, getiteld ‘De nieuwgierigheid achterna’, waarin interviews met de kunstenaars en met Jan van Teeffelen waren opgenomen. De titel van het interview met Jan van Teeffelen luidde destijds: Mooi he, die kleurrijke figuur in zwart en wit. De ondertitel en het interview volgen hieronder.
Ad Lansink in gesprek met stadsfotograaf Jan van Teeffelen over landschappen en mensen, en over het licht
Zijn naam is te vinden naast en onder foto’s. In boeken en tijdschriften, in kranten en op kalenders, in musea en openbare gebouwen. Hij is de meer losse dan vaste stadsfotograaf van Nijmegen. Desondanks schuwt hij de verre wereld van Afrika, Japan en Brazilië niet. Jan van Teeffelen is en blijft de kleine maar markante man, kleurrijk in veel opzichten maar vrijwel altijd gekleed in zwart en wit. Vaak op sandalen. Hij duikt overal op, waar wat te beleven is, onverwacht, of op afroep. Zo maar tussen de mensen, of in opdracht van wie of wat ook. Hier en daar schudt hij een hand of kust hij een vrouw. Want vriendschap telt, zogezegd tussen de bedrijven door. ‘Mooi he’ is zijn handelsmerk, eigenlijk geen stopwoord, wel een voorzichtige vraag, wanneer hij zijn indrukwekkende reeks fotoboeken aan zijn gasten laat zien. Of wanneer hij zijn vele vrienden ontmoet, tussen Moenen en Marieke, vlak bij de oude Sint Stevenskerk, in de schaduw waarvan hij werkt en woont. Mooi he, zo’n man, die eenvoud paart aan creativiteit, stilte aan zeggingskracht, rust aan uithoudingsvermogen.
Je bent vergroeid met Nijmegen, de stad, die je in talloze foto’s hebt vastgelegd, in alle jaargetijden, bij alle denkbare gelegenheden. Ben je Nijmegenaar van geboorte, of niet?
Nee, maar het scheelde ook weer niet zo erg veel. Ik ben geboren in Dreumel, in het fraaie Land van Maas en Waal, in 1930. Het was de tijd, waarin dat merkwaardige land nog niet zo meetelde. De mensen waren niet rijk. Nijmegenaar werd ik pas in de vijftiger jaren, toen ik na een botsing met een tram mijn baan als particulier chauffeur van een financiële topman kwijtraakte. Ik moest mijn toenmalige woonplaats – den Haag, wie had dat gedacht – vaarwel zeggen. De oude Keizerstad bracht mij een nieuwe werkgever, een nieuwe studie, namelijk voor instrumentmaker, en een nieuwe hobby, natuurlijk de fotografie met ander licht dan het Dreumelse levenslicht.
Ander licht? Je doelt natuurlijk op de fotoclub ’Meer Licht’, waar je mensen als Wim Noordhoek, Chris Broere, Frans Veldman en Wim Steffen leerde kennen?
Ja. Ik ben een echte autodidact. In de sessies van de fotoclub leerde ik mijn mogelijkheden pas goed kennen en gebruiken. Ik ontdekte ook de vrijheid van de fotograaf. Na ruim acht jaar bij Philips Nijmegen gewerkt te hebben, ben ik voor mezelf begonnen, aanvankelijk via een soort freelance-overeenkomst met de Gelderlander. Mijn eerste echte opdracht leverde meteen een doorbraak op. In opdracht van de toen bekende Uitgeverij Gottmer publiceerde ik in 1969 het fotoboek ’Nijmegen’.
Dat boek zou het begin worden van een succesvolle carrière van een bescheiden en aardige man, die altijd en overal op pad zal blijven, overdag, maar ook bij nacht en ontij, met oud en nieuw licht. Hoe kan dat, die alomtegenwoordigheid?
Nieuwsgierigheid: ik wil weten, wat er gebeurt in de stad, de omgeving. En overal elders, ook buiten Nederland. Want in West-Afrika, Japan, Brazilië, Rusland en Canada voel ik mij met mijn camera ook op mijn gemak. Il‹ herinner mij heel goed een spectaculaire rondtocht door Zimbabwe Maar ja, wat heb ik dan met die niet eens zo bijzondere stad Nijmegen? Ik ben eigenlijk zelf een stukje stad. Het is mijn betrokkenheid, denk ik. Er gebeurt zoveel, dat de moeite waard is. Of het nu opdrachten zijn zoals destijds die omvangrijke rapportage bij de afbraak van het oude Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, of een feest bij vrienden. Het vrije werk in de bossen en de polders of die overvolle beelden met ontelbare Vierdaagse lopers. Ik moet erbij zijn.
Is de nacht je donkere kamer? Waar haal je in hemelsnaam de tijd vandaan, om alles klaar te krijgen?
Uit alle weken, dagen en uren. Het blijft passen en meten, natuurlijk. En vergeet het afwerken niet. Want vol geschoten rolletjes zijn nog geen foto’s. Dat afwerken kost ontzettend veel tijd. Ik vergroot meteen, dus zonder contactafdrukken. Ik wil snel zien, wat goed is, of minder slecht. Daar gaat het om. Ik ken eigenlijk geen regelmaat. Plannen is vrijwel onmogelijk. Dat afwerken doe ik dus tussen de bedrijven door. Soms ‘s nachts, ja.
De fotografie heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt, de apparatuur ook. Denk aan de digitale camera’s, de verwerking met computers. Werk je nog altijd met die oude Leica?
Meestal wel ja. Wil je zien, waar ik meestal mee werk? Kijk, deze overvolle tas bevat bijna uitsluitend Leica’s. De uitgesleten achterwand van mijn lievelings-M5 verraadt de leeftijd. Bijna vijf en dertig jaar. Ik heb die camera heel intensief gebruikt. Verder heb ik nog een paar M5’s, een R3-spiegelreflex, en een volautomatische Canon EOS. Dat ding kan vrijwel alles. Maar doe mij maar die gewone Leica’s met hun fantastische optiek. Voel het verschil in gewicht maar, en je weet meteen, dat je wat in je handen hebt. Onderweg voel ik die loodzware tas nauwelijks. De prachtige Hasselblad, droom van amateurs en professionals, blijft meestal thuis. Ja, die Leica, die M5, dat is het laatste stuk goed gereedschap, wat die Duitsers gemaakt hebben.
Over gereedschap besproken. Je moet wel een immens archief hebben. Wal bewaar je allemaal? En hoe doe je dat?
Ik bewaar naast mijn gepubliceerde fotoboeken alleen negatieven. Geordend in duizenden doosjes. En die doosjes weer in bakken. Genummerd en wel. Ik sorteer de negatieven ook naar onderwerp, soms naar de tijd. Dat is een hele hoop werk, zeker. Vroeger schreef ik alles op in boekjes, een pagina per film. De laatste jaren helpt de computer mij een handje. En ik help mezelf. Want ik heb een goed geheugen, een fotografisch brein. Jij bezocht als Prins Carnaval ooit het Sint Radboudziekenhuis. Ik herinner me een paar foto’s bij een kinderbed. Waar of niet? Wanneer was dat ook alweer? In 1978? Dat is toch aardig lang geleden. Of niet soms?
Moeiteloos schudt Jan van Teeffelen de herinneringen uit zijn mouw. Talloze foto’s, soms in kleur, meestal in zwart en wit vormen de tastbare bewijzen van zijn aanwezigheid. De meerwaarde van de beelden is het geheim van de veelzijdige fotograaf, die nooit een vraag of opdracht uit de weg gaaf. Recepties, vergaderingen, wandelmarsen, landschappen, architectuur, carnaval, ziekenhuizen, culturele activiteiten. Welke onderwerpen hebben je voorkeur?
Mensen, toch wel, ja, steeds weer mensen. Maar ook landschappen, vooral dicht bij het eigen huis. De Ooijpolder bij Nijmegen, en verderop de Duffelt, vooral het Duitse gedeelte in de richting Kleef. Schenckenschans bij voorbeeld, die mooie oude vesting. In de Duffelt liggen prachtige, goed bewaarde en beheerde natuurgebieden. Wanneer ik ‘s morgens uit het raam kijk, en de Waal volg naar het Oosten, dan zie ik de polder. Ik voel dan meteen, of het licht mij bevalt. Ik voel ook of er wat te gebeuren staat: regen, wind, sneeuw, mist. Mooi weer hoeft voor mij niet. Ik ga met mijn toestel naar buiten wanneer iedereen binnenblijft. In alle jaargetijden, ja. Vooral de overgang van winter naar lente is mooi. De pure naaktheid van de bomen, vol met zwarte kraaien. Dat is prachtig. Dat is bijna grafiek. Mooi he?
Landschappen boeien. Maar mensen ook. Waarom noem je toch mensen op de eerste plaats?
Mensen zijn het voornaamste wezen op deze aardkloot. Ja toch? Neem nou al die verschillen in afkomst, cultuur, ras. Godsdienst, kansen. Nee, ik heb het niet over discriminatie. Ik bewonder juist de verscheidenheid. Kijk maar rond je heen, in en om Nijmegen, in Nederland, in Gelderland, over de grens, dichtbij en veraf. Neem Japan, daar geniet iI‹ echt van, die inzet, de werklust van al die mensen. Of kijk eens naar West-Afrika, waar ik ooit op reportage was. Of ga eens naar Zimbabwe, prachtige mensen, met echte volkskunst. Denk aan he zinderende carnaval in Rio de Janeiro, waar ik wel kleur moest gebruiken. Of bezie die talloze Russen met hun onderlinge verschillen. Mensen zijn en blijven in alle opzichten uniek.
De foto’s van Jan van Teeffelen vertellen het verhaal van de mensen. Schitterende verhalen en trieste verhalen. Je hebt natuurlijk heel wat meegemaakt?
Ik beleef van alles. In Andalusie was ik bij de ’Semana Sancta’, de Goede Week voor Pasen. Bijna elk dorp kent zijn processies, soms wel drie keer per dag, met lood- zware beelden. De pastoor moet de kerels uit de kroeg halen om die dingen te dragen. Ik ontdekte onder wijde rokken van een bloedmooie Madonna een paar kratjes bier, dat wel. De praktijk is harder dan de leer, zelfs in Spanje.
Beschouwt de man, die veel kunstenaars met zijn Leica’s heeft vastgelegd fotograferen als kunst?
Nee, ik ontken dat met klem, ook al had ik het over de grafische werking van sommige foto’s. Ik beschouw mezelf niet als een kunstenaar. Ik beoefen zo goed mogelijk een vak. Niet meer en niet minder. Dat punt, die vakbekwaamheid, mis ik trouwens bij sommige kunstenaars. Je kent toch het verhaal van die Engelse kunstenaar, die een tekening van een van zijn kinderen na vergroting en signering bekroond zag? Wanneer ik kunstenaars fotografeer, liefst in de werkomgeving van het atelier, dan leg ik die schilder of beeldhouwer vooral vast in de rol van de werkende mens, natuurlijk met oog voor wat gemaakt wordt. De inzet, de geest, de mentaliteit, die boeit mij bij kunstenaars net zoals bij al die andere mensen, op het land, in de straat, in fabriek of ziekenhuis. Woorden tellen, beelden vertellen.
Ki¡k naar de zwarte kraaien in de boom, of de witte meeuwen in de vlucht. Kijk naar het verschil tussen Ni|megen en Knotsenburg, tussen de Ooy en de Duffelt. Mooi he?
Ja, geef altijd je ogen de kost, met of zonder camera. Kijk naar het labyrint van Klaus van de Locht op de Nijmeegse Waalkade, of naar een gasje in de oude stad. En kijk vooral naar de mensen, daar en overal. Blijf kijken, en van mensen houden. Zo heb ik het fotograferen volgehouden.
Cirkels van verbondenheid
Fotograferen volhouden, een leven lang: dat geldt voor vrijwel alle fotografen van naam, zo is mijn ervaring, in Nijmegen en den Haag. De ontmoetingen met fotografen waren steeds momentopnames, letterlijk en figuurlijk. Maar soms ontstond toch een band. Zo ook met Jan van Teeffelen, die atelierfoto’s zou maken van kunstenaars uit het Rijk van Nijmegen, Halverwege de jaren 90 was ik namelijk begonnen aan een reeks interviews met kunstenaars. Dat project mislukte om meerdere redenen. Ik besloot toen om in 1998 het boek(je) ‘De nieuwsgierigheid achterna’ uit te geven. Acht jaar later lukte het alsnog om in het kader van de fondsenwerving voor het Taborhuis in samenwerking met Galerie Stills ‘Beeldspraak: gesprekken met kunstenaars uit het Rijk van Nijmegen’ te realiseren. De atelierfoto’s van de 25 geportretteerde kunstenaars zijn gemaakt door Ger Loeffen. Daarmee is de cirkel van verbondenheid rond. Verbondenheid van mensen, maar ook van woorden en beelden.
Die cirkel van verbondenheid is ook zichtbaar in dit bericht. De (kleuren)foto’s van Jan van Teeffelen en mij op de Grote Markt in Nijmegen, vlak bij de Cafes Marktzicht en Goossens zijn namelijk gemaakt door Jan van Leeuwen, destijds de vaste fotograaf van de Gelderlander, die onlangs ‘De Schatkamer van Jan’ haalde, vereeuwigd door Jan van Teeffelen bij een van de reünies van de stamgasten van de City Bar. Toeval bestaat niet, zo heb ik al vaker ervaren en beweerd. Dat Jan van Teeffelen juist zijn vakbroeder uit de oertijd van het Kroegtafereel heeft vastgelegd, terwijl er meer geportretteerde stamgasten aanwezig waren op de reünie bij het schilderij van Rob Terwindt is dan ook geen toeval. Selfies waren destijds nog niet in zwang. Maar Jan van Teeffelen is wel vastgelegd, op zijn eigen Leica, die hij kennelijk even heeft uitgeleend.
Verantwoording
De tekst van mijn gesprek met Jan van Teeffelen is ontleend aan het boek(je) – tegenwoordig zou het een mini-glossy genoemd worden – De Nieuwgierigheid Achterna, dat is iverschenen op 3 juni 1998 bij het afscheid van de Tweede Kamer. De foto van de fotograferende Jan van Teeffelen en Ad Lansink is ook in de mini-glossy opgenomen. De overige foto’s uit de miniglossy zijn niet meer te achterhalen. In plaats daarvan zijn een reeks foto’s opgenomen uit het archief van Jan van Teeffelen, dat inmiddels voor een groot deel is gedigitaliseerd. Enkele foto’s zijn ook te vinden op de Facebook-pagina van de Stichting Jan van Teeffelen. Ik ben Ger Loeffen erkentelijk voor de toezending van een reeks foto’s en voor enkele redactionele kanttekeningen. Een foto uit 1998 toont de dienstbaarheid van Ger Loeffen, die destijds bereid was als alternatief voor een vergeten fotografentrapje te fungeren.