Toen Rineke Wijland mij vroeg om haar expositie [i] in Nijmegen te openen, antwoordde ik, dat veel goede dingen in drieen gebeuren, maar dat niet op voorhand vast staat, dat dat ook geldt voor de opening van tentoonstellingen van gemengde technieken. Ik voel mij meer op mijn gemak met gemengde gevoelens, vooral wanneer emotie wint van ratio. Maar goed: driemaal is scheepsrecht. Na Huys Dever in Lisse (1986) en Mauritshuis in Willemstad (1991) – waar plaatselijke boboos zich afvroegen wat een parlementaire ijzervreter met kunst te maken had – ben ik opnieuw achter de tekstverwerker gekropen om de vrouw, die ik af en toe ergens tegenkom met enkele woorden in te leiden. Ik doe dat als een outsider, die in den Haag en elders meer met woorden dan met beelden werkt. De aanvaarding van de uitnodiging houdt risico’s in, voor de kunstenaar, maar ook voor de politicus, die denkt van vele markten thuis te zijn, maar daardoor weinig thuis is. De tijden zijn sinds de befaamde City Bar weinig veranderd. Die Nijmeegse kroeg was jarenlang het domein van kunstenaars, journalisten, en andere lieden: studenten, een bakker, een enkele politicus. Uitbater Jo Samson kende Dirk Rodenburg en Harrie van Kuyk even goed, zo niet beter dan de journalisten, die in zijn bruine kroeg het bijkantoor van De Gelderlander zagen. Het Scholleke – visclub van de Citybar – was even befaamd als de schaakwedstrijden aan de stamtafel. De Zomerfeesten brachten binnen- en buitenlanders bijeen, lopers en zitters, onder de tonen van een dweilorkest: de Volle Bloas maar ook Hoe we heten, dat zijn we vergeten. Wie de sfeer van toen nog eens wil proeven, trekt nu naar Cafe Goossens op de Grote Markt, om daar het ‘drankgelag’ van Rob Terwindt te bewonderen.
Waarom deze herinneringen aan een etablissement, dat nu de Witte Pater heet en de huidige gasten onthaalt op koffie en appelgebak? Omdat ik in de Citybar in 1984 voor het eerst Rineke Wijland ontmoette. De toen al bescheiden maar gedreven kunstenares trok snel de aandacht met een waterval van goed gekozen woorden, en een aparte, welluidende stem en meer dingen: fraaie foto’s van pentekeningen, met veel lijnen en steevast het gelaat van een vrouw, waarin gewone stervelingen de kunstenares meenden te herkennen. Die eerste ontmoeting staat mij bij als de dag van gisteren, ook al omdat na het verkassen naar de Anitabar vonken van herkenning oversprongen. De ene bar is immers de andere niet. Voor kunstenaars gaat die stelling ook op. Politici zijn intussen geen kunstenaars, hooguit kunstenmakers op het te slappe koord tussen ideaal en werkelijkheid. Kunstenaars daarentegen brengen met de verbeelding de werkelijkheid dichterbij. En omgekeerd. Wie de gemengde technieken van Rineke Wijland op zich laat inwerken, weet niet waar te beginnen: bij de figuratieve werkelijkheid of bij de verre verbeelding, voorbij de gekleurde horizon. Dat toeschouwers de verbinding tussen verbeelding en werkelijkheid niet meteen zien, deert een kunstenaar minder dan een politicus, die met de waan van de dag meteen begrepen wil worden. Een kunstenaar heeft voldoende aan de titel ‘Zonder titel’.
Kunstenaars en politici verschillen, zo is duidelijk, grondig. Gelukkig hebben zij wel wat gemeen. Wat: dat is een ideaal, een doel. Wat staat ook voor ambitie, gezonde eerzucht. Ideaal en ambitie vinden elkaar in de wil om de verbeelding aan de macht te brengen. Maar creativiteit en machtsuitoefening liggen zover uiteen, dat politiek en kunst elkaar nooit zullen dekken. Gelukkig komen politieke en artistieke idealen soms dicht bij elkaar, wanneer wederzijdse inspanningen beogen de ander te boeien, de samenleving te dienen. Sommige kunstenaars houden met hun werk de maatschappij en dus de politiek een onmiskenbaar teken voor. Andere kunstenaars weten de samenleving te inspireren. Zo ook Rineke Wijland, die gemengde gevoelens oproept, in de goede zin van het woord. Rust naast beweging, hartstocht naast mededogen, betrokkenheid naast afstand. Kijk naar haar pentekeningen, pastelcollages en glasschilderijen en vooral naar haar gemengde technieken, en ontdek de lijnen, die verleden, heden en toekomst verbinden. Een buitenstaander passen bescheiden kanttekeningen, ook omdat een kanttekening geen tekening is. Wanneer ik met woorden beelden oproep, dan verdwijnen die beelden meestal even snel als zij gekomen zijn. Een voorbeeld uit Nieuwspoort: beter een stuk in de kraag dan tien in de krant, een oneliner, die even vlug verdwenen is als de stelling ‘Zwangerschap is geen ziekte en de pil dus geen geneesmiddel’.
Oneliners kunnen mensen aan het denken zetten, zoals kunstenaars met enkele lijnen of streken een spanning kunnen oproepen. Politici en kunstenaars kunnen elkaar ook om een andere reden een hand geven. De verbeeldingskracht van toehoorders of toeschouwers laat immers soms te wensen over. Kiezers en kopers blijven dan thuis. Ten onrechte. Eerzucht mag een negatieve bijsmaak hebben, maar idealisme en inspiratie tellen harder naarmate de wereld meer gevangen raakt in machteloosheid en eenvormigheid. Die woorden gelden niet voor Rineke Wijland. Zij vertaalt haar passie en betrokkenheid in verassende collages, met strakke en toch vloeiende lijnen, met bescheiden maar functionele kleuren. De composities zetten de toeschouwer aan het denken. Hij wordt meegetrokken in de ijle lucht of het woelige water. Stilstand en toch beweging: het is de paradox van de kunstenares, die ondanks dagelijkse zorgen op weg blijft naar onbestemde verten. Want de wedloop van het leven vraagt veel het van een productieve vrouw. Ik doel op het moederschap, maar ook op de puntdichten, waarmee Rineke Wijland haar vrienden af en toe verblijdt. Haar artistieke productie van de laatste tijd liet weinig ruimte liet voor het vastleggen van beelden in woorden. Maar de gemengde technieken van nu en de tekeningen van vroeger spreken de taal van morgen, tot in die onbestemde verte, waarin gemengde gevoelens wellicht ooit werkelijkheid worden.