Twee jaar geleden schreef ik in Recycling Magazine Benelux een kritische column over het besluit van de Attero-aandeelhouders om de met publieke middelen gefinancierde afvalonderneming te verkopen aan Waterland, een private-equity-zaak, die bekend staat om het aankopen en weer verkopen van bedrijven. De overdracht van Attero aan Waterland, naar eigen zeggen ‘actief in gefragmenteerde groeimarkten’, riep allerhande vragen op. Passen afvalbeheer en recycling wel in het portfolio van Waterland? Is de interesse in afvalverwerking tijdelijk of blijvend? Was Attero niet meer waard dan de €170 mln euro, die Waterland betaalde voor het bedrijf, dat om meer dan historische redenen van betekenis was en is voor duurzaam afvalbeheer? Zou Waterland het risico van de nazorg op stortplaatsen volledig overnemen? Zou Waterland gelet op zijn ‘track record’ afvalverwerking, recycling en ketenbeheer tot in lengte van jaren waarborgen? Rob Thielen, CEO van Waterland, zag goede mogelijkheden voor groei, via inzet van scheidingstechnologieen en internationalisatie. Het deed mij denken aan het optimisme van Ruud Sondag, toen hij de Van Gansewinkelgroep bestuurde voor nog befaamder private-equity-partners.
Attero-topman Pierre Vincent hechtte in 2013 terecht veel waarde aan continuïteit en werkgelegenheid. Maar die trefwoorden pleitten – zo schreef ik – voor aansluiting bij in afvalbeheer gespecialiseerde ondernemingen. Private-equity-bedrijven zien vaak hun aankoop als een tijdelijke investering, die vroeg of laat te gelde moet worden gemaakt. Waterland gaf begin 2014 te kennen, dat bij noch na de aankoop schulden zouden worden overgeheveld naar Attero. Dat de aankoop uit het eigen vermogen van Waterland werd betaald, was mooi maar blijkt achteraf geen geruststelling. Integendeel. Want onlangs meldden RTV Drenthe en FNV, dat als gevolg van winstmaximalisatie en superdividenden de motivatie van de medewerkers behoorlijk is aangetast. Voor innovatie – broodnodig in de boeiende wereld van het afvalbeheer – dreigt een tekort aan middelen. Conclusie: Attero krimpt, terwijl groei en continuïteit waren beloofd.
Intussen raken de bedrijfsreserves uitgeput door de uitkering van superdividend tot een bedrag van €183 mln, ruim boven de som die Waterland betaalde voor de aankoop van Attero. Volgens FNV is voor de betaling van het superdividend maar liefst €49,9 mln onttrokken aan de voorziening voor nazorg van stortplaatsen. Bedenkelijk nieuws, dat het beeld van ‘sprinkhanen’, negative koosnaam voor private-equity-bedrijven, bevestigt. Twee jaar geleden leek het erop, dat Waterland in Attero een duurzame kernactiviteit zou zien, een serieuze deelneming gedurende een lange reeks van jaren zonder de dreiging van voortijdige vervreemding. Die hoop lijkt begraven onder de stortplaatsen van Attero. De vroegere aandeelhouders wisten volgens Waterland, dat de nieuwe eigenaar €85 mln van de reserves zou overhevelen naar eigen rekening. Of die publieke aandeelhouders ook weet hadden van het instrument – het superdividend – is onzeker. De oude eigenaren – gemeenten en provincies – zijn als verkoper medeverantwoordelijk voor de (onzekere?) toekomst van Attero. De tijd zal leren, of oude en nieuwe aandeelhouders ‘sprinkhanen’ zijn. De plaag is nog niet voorbij.