Geen code geel, laat staan rood, wel regen en harde wind: voldoende om het spreekwoord ‘na de blaren vallen de bomen’ letterlijk waar te maken
In de vroege ochtenduren van 10 december 2023 hoorde ik even een vreemd geruis, maar onvoldoende om poolshoogte te nemen. Tijdens het ontbijt hoorde ik het typische geluid van een kettingzaag. Waren buren op een vroege zondagochtend in de weer? Nee, want ik zag voor mijn huis een brandweerwagen en een zestal brandweerlieden. Waren zij takken van mijn grote zilverspar aan het opruimen of was een acacia gesneuveld? Opnieuw nee: zij waren net begonnen met het in stukken zagen van een omgewaaide boom uit de tuin van het Albertinum. Kennelijk hadden weergoden het gemunt op een zwakke of zieke boom van de voormalige kloostertuin (die overigens als beschermd gebied te boek staat). De kruin lag in de tuin van overbuur Ine Op Heij, de tweedelige boom lag dwars over de Willem Schiffstraat.
Tot mijn verrassing had de brandweer het karwei in een half uur geklaard. De in stukken gezaagde boom werd teruggelegd in de tuin van het Albertinum. De takken werden op het trottoir van de Willem Schiffstraat gedeponeerd in de veronderstelling, dat voetgangers wel bereid zouden zijn om op de weg te gaan lopen. De straat werd intussen wel netjes aangeveegd. Enkele uren later arriveerde een kraanwagen van Andre Weijers om alle stammen, houtblokken en takken mee te nemen. De ingezakte omheining is (voorlopig?) de stille getuige van een onbeduidend voorval.
Een forse boom, dwars op de weg in een in het weekend rustige straat: dat is inderdaad geen opzienbarend nieuws. Het zou wel even anders geweest zijn, wanneer de windstoten op een doordeweekse dag hadden huisgehouden. Dan zou de boom op een of twee auto’s terecht zijn gekomen. HAN-studenten parkeren immers hun auto’s langs het hek van het Albertinum. Nu blijft de schade beperkt tot de omheining, die waarschijnlijk even oud is als de omgewaaide boom. Ruim een jaar geleden zijn overigens als een groot aantal bomen verwijderd. Kennelijk zijn toen enkele zwakke broeders blijven staan. Hoge bomen vangen veel wind, aldus het in dit geval letterlijk te nemen spreekwoord. Maar in de Middeleeuwen was al bekend: ’Een boem die vast ghewortelt staet, En valt ten eersten slage niet’.
De zilverspar en de hemelboom, al eerder onderwerp van enkele korte impressies, staan nog steeds fier overeind. Zij vergen aandacht en onderhoud, maar houden zich na enkele pittige herfststormen – met en zonder code geel of rood -goed staande en verliezen voorlopig geen takken. Hopelijk zijn die hoge bomen een mooie metafoor voor het leven van alledag en van alle mensen, veraf en dichtbij, in een tijd waarin teveel wind wordt gezaaid, met of zonder het oogmerk om storm te oogsten. Bomen blijven boeien, letterlijk en figuurlijk.
Inderdaad geen groot nieuws. Net als de boom, die in 1971 of 1972 op het lage deel van ons huis in Wageningen-Hoog viel en waarvoor wij ’s ochtends vroeg in pyama met regenjas aan werden opgetrommeld om de boom snel klein te zagen (en daarna pas naar school te gaan).