In het afvalwoordenboek heeft recycling niet meer het alleenvertoningsrecht. Up- en vooral downcycling zijn gemeengoed geworden in het taalgebruik van de mensen, die met woorden en (soms ook) daden afvalbeheer een goed hart toedragen. Veolia – een internationale speler in het uitgestrekte afvaldomein – leverde onlangs in een opvallend twitterbericht een even ludieke als serieuze vertaling van de term upcycling: een houten wijnrek met daarin een zestal flessen, bij gelegenheid van de jaarwisseling waarschijnlijk gevuld met Chateau Neuf du Pape. Het etiket was jammer genoeg onleesbaar. De opmerkelijke versie van upcycling had niets te maken met de befaamde wijn, wel met het van oude bouwmaterialen gemaakt wijnrek dat een lang leven tegemoet gaat, wanneer de wijnliefhebber bij zijn hobby blijft. Vooral ontwerpers zien brood in upcycling van oude materialen of producten. Daarmee geven zij een bijzondere invulling van het begrip ecodesign, het sleutelwoord in het Cradle to Cradle-concept van Michael Braungart. De term upcycling is overigens al in 1994 gemunt door Reiner Pilz en na 1996 verder verspreid door het gelijknamige boek van Gunther Pauli. Een ander, wat serieuzer voorbeeld van upcycling betreft de omzetting van oude matrassen in degelijke isolatiewanden: een innovatie, die letterlijk en figuurlijk hout snijdt, wanneer Nanne Fioole – de man van Retourmatras – zijn lovenswaardige voornemen werkelijkheid ziet worden. Upcycling hoeft dus niet te betekenen, dat secundaire grondstoffen hun oorspronkelijke functie behouden. Creatie van nieuwe toepassingen met een langere levensduur is minstens zo waardevol als rechttoe-rechtaan hergebruik. De term waarde kent trouwens meer invalshoeken. Naast de duur van het gebruik tellen ook de uitgespaarde kosten van primaire grondstoffen. Upcycling vermindert bovendien de CO2-voetafdruk van processen en producten. Al met al is upcycling – toekenning van een nieuwe, meer duurzame functie aan oude materialen – een minder moeilijke uitdaging dan vaak wordt aangenomen. Dat downcycling het meestal moet afleggen tegen upcycling ligt voor de hand. Omzetting van afval of afgedankte spullen in materialen van lagere kwaliteit of met verminderde functionaliteit is inderdaad niet de hoogste wijsheid, wanneer betere wegen open staan. Niettemin worden nogal wat afvalverwerkers om de oren geslagen met het verwijt van downcycling, wanneer zij met de beste bedoelingen het resultaat van hun professionele recycling-activiteiten aan de man of vrouw proberen te brengen. Stigmatisering van secundaire grondstoffen is het gevolg van de te hoge verwachtingen van upcycling en te geringe waardering voor downcycling van materialen, die in functionele zin een eindige levensduur hebben. Ook wanneer de filosofie van de circulaire economie aan betekenis wint, moet geaccepteerd worden, dat sommige secundaire grondstoffen slechts op een lager gebruiksniveau kunnen worden afgezet. Bovendien is downcycling onontkoombaar, wanneer gevaarlijke stoffen in het geding zijn. Trouwens, op dat lagere niveau van kwaliteit en functionaliteit blijft evenzeer een wereld te winnen als op het hogere niveau van upcycling: besparing van primaire grondstoffen, van energie en dus ook vermindering van CO2-emissies. Upcycling en downcycling: het blijven onmiskenbare varianten op recycling, al was het alleen al om de ingebakken verwijzing naar wat een kringloop is en blijft.
(RMB: 2016.1 – 15.02.2016)