Verwondering over herfstkleuren

Veelkleurig afsterven van gebladerte: een gevolg van vernatting van de bodem of toch een signaal van klimaatverandering?

Acer in herfsttooi

Is het gewoon verbeelding of harde werkelijkheid: de uitbundige verkleuring van de bladen van loofbomen, struiken en planten in eigen tuin maar ook in de ‘parken’, die ik met enige regelmaat bezoek: de kloostertuin van het Albertinum, tegenover mijn eigen huis; verder het mooie Begraafpark van de Heilig Landstichting, waar ik wekelijks een ‘pelgrimage’ onderneem naar het graf van echtgenote Ans; en nog een eind verder van huis: het fraaie natuurreservaat De Bruuk, het unieke moeraslandschap tussen Breedeweg en Groesbeek, dat elk jaargetijde een ander gezicht toont.

Beuk in eigen tuin

De vraag of de herfst van 2024 meer en andere kleuren te zien gaf, kwam op bij de verwondering over het gebladerte van de puntvormige beukenboom in mijn voortuin. In voorgaande jaren werden de bladeren geleidelijk bruin. Van vergeling was toen vrijwel geen sprake, van bladuitval evenmin. De voor zijn doen slanke beuk verloor meestal pas zijn bladeren in het voorjaar, wanneer het nieuwe gebladerte zich aankondigde. Soms moest ik de oude bladeren een handje helpen bij het vallen. Nu lijkt alles anders: ik zie en snelle verkleuring naar geel en oranje, en veel sneller bladverlies. Alleen de eiken in de groenstrook van de HAN houden hun donkerbruine bladen langer vast, to ver na de val van de eikels naast mijn huis.

Opvallend is ook, dat de nog resterende bladeren tegelijkertijd verschillende kleuren laten zien, geel en oranje tussen het oorspronkelijke groen en het uiteindelijke bruin. Dat verschijnsel is vooral zichtbaar aan de onderkant van de beuk, vlak boven de grond. De bovenkant droogt waarschijnlijk minder snel uit. maar daarmee is het sneller kaal worden in het middengedeelte niet verklaarbaar.

Onderkant van beuk

Zijn die opvallende veranderingen een (dus tijdelijk) gevolg van de vernatting van de afgelopen maanden, of vormen zij een aanwijzing voor structurele en consistente klimaatveranderingen? Hoewel in mijn Haagse jaren het klimaatbeleid tot mijn portefeuille hoorde, heb ik weinig inzicht in de verschijningsvormen van de klimaatverandering. Maar de trend geeft wel te denken. Ik wijs op een recente grafiek van het KNMI, waarin de oplopende gemiddelde temperaturen – zij het met schommelingen – onmiskenbaar in kaart zijn gebracht. 

Groen, geel en bruin in de Bruuk

Hoe het ook zij: de verwondering over gemakkelijk waarneembare wijzigingen in de natuurlijke omgeving blijft een boeiende aangelegenheid. De tijd moet leren, of fotoreeksen over meerdere jaren informatie geven over het tijdelijke of structurele karakter en de ecologische achtergrond van de veranderde herfstkleuren. Trouwens: ook de vernatting is een gevolg van de wijzigingen in het klimaat. Vooralsnog blijft het genieten voor wandelaars die de tijd nemen om de bossen en boomrijke landschappen te doorkruisen. De omgeving van Nijmegen geeft daartoe volop ruimte, zoals onlangs bleek uit reacties van de deelnemers aan de Zevenheuvelenloop. Ook zij genoten van de herfstkleuren lans het parcours.

De zoektocht naar paddenstoelen biedt daarbij ook een even leuke als wetenswaardige afleiding. De overvloedige regenval zou, zo leerden berichten in de media, veel paddenstoelen moeten opleveren. Dat was wel het geval in mijn eigen tuin, maar niet in De Bruuk en ook niet op het Begraafpark van de Heilig Landstichting. Ook de kleurenrijkdom viel tegen. Geel, bruin en wit: dat was het wel. Rode vliegenzwammen heb ik nergens getroffen en paarse schijnridderzwammen evenmin. Gelukkig kon hovenier Edwin van het Begraafpark Heilig Landstichting met gepaste trots via zijn smartphone laten zien, dat hij op het kerkhof toch Vliegenzwammen had waargenomen. ,

Begraafpark Heilig Landstichting – trappen naar het kerkhof

Niet alle jaargetijden zijn mij even lief. De lente staat al geruime tijd op de eerste plaats, gevolgd door de zomer. De herfst wint van de winter door de kleurenrijkdom, hoe kortstondig ook. Weliswaar worden de dagen alsmaar korter. Desondanks valt er veel te genieten, vooral wanneer de zon ook nog even wil meewerken. Het veelkleurig gebladerte fleurt het veelal sombere jaargetijde voldoende op om geduldig te wachten op de tijd die komen gaat. Trouwens, zelfs mist kan een extra dimensie toevoegent aan de herfst. Dat leren de foto’s, die ik maakte tijdens een ochtendwandeling naar de Calvarieberg op het Begraafpark van de Heilig Landstichting. Hoewel de tijd daar in meer opzichten stil lijkt te staan, zullen ook daar bij het begin van de winter de dagen weer langer en lichter worden.

Hefst bij de Calvarieberg op de Heilig Landstichting (Foto’s: Ad Lansink)

Rondje Albertinum

Oude luchtfoto’s van het Albertum leren, dat de Willem Schiffstraat samenvalt met het zandpad langs de noordzijde het vroegere kloostercomplex van de Dominicanen. Het pad – ook wel Unionpaadje genoemd – volgt waarschijnlijk het oude tracé van de spoorlijn naar Kleef.

Het Albertinum, voor of kort na de oplevering. De paden van de kloostertuin zijn klaar, de aanplant nog niet. Op de voorgrond de Heyendaelseweg, met de aftakking naar de Driehuizerweg. Aan de bovenzijde staan enkele huizen langs de Groesbeekseweg. Aan de voorzijde loopt een zandpad, vanaf de Union-sportvelden naar het zuiden. (Foto: Regionaal Archief, GN317 – met dank aan Arien van den Berg))

De Willem Schiffstraat in de Nijmeegse wijk Groenewoud is ruim een halve eeuw geleden ontstaan, toen tussen de Groesbeekseweg, de Heyendaelseweg en de spoorlijn naar Venlo (en destijds Kleef) een nieuw woongebied werd gerealiseerd. Het Albertinum – toen nog een omvangrijk kloostercomplex van de Dominicanen – was het enige markante gebouw in het in de jaren dertig nog tamelijk lege gebied. De onverwachte digitale toezending van een oude luchtopname van het toen gloednieuwe Albertinum bracht mij op het spoor van wat toen kennelijk het ‘Unionpaadje’ werd genoemd: het zandpad langs de omheining van de kloostertuin, dat later de Willem Schiffstraat zou worden. Dit Rondje Albertinum in woord en beeld verbindt het verleden van het ‘Rijke Roomse Leven’ met het heden van wonen en werken in een voormalig klooster.

Actuele kaart, ontleend aan Maps.Me met de weergave van het volledige terrein van het (voormalige klooster-) complex Albertinum. De blauwe pijl markeert Willem Schiffstraaat 3. Links boven staat het complex van de HAN, Rechts boven is aan de Willem Schiffstraat de toegang tot de begraafplaats van de Dominicanen (Foto: Ad Lansink).

Wonen en werken: die vanzelfsprekende combinatie begon voor mij in 1959, met een baan aan de Katholieke Universiteit en de huur van een kamer op de van Slichtenhorststraat. Na het huwelijk met Ans van Dam woonden wij vijf jaar in een van de flats aan de Jan Willem Passtraat, langs de spoorlijn naar Venlo en met uitzicht op onze gezamenlijke werkgever: de Wis- en Natuurkunde-Faculteit van de Katholieke Universiteit. Na mijn promotie in 1964 verhuisden we naar Brakkestein in Nijmegen Zuid. Ik werd biochemicus op het Instituut voor Pathologische Anatomie (nu: Patholigie) van het Radboudumc, totdat ik in 1977 lid werd van de Tweede Kamer. Begin 1981 verhuisden we naar de Willem Schiffstraat, ook om thuis een klein kantoor te kunnen inrichten. Vanaf dat ogenblik werd de tuin van het Albertinum ons dagelijks uitzicht.

Het Albertinum omstreeks 1960: de kloostertuin is begroeid met een veel bomen, vooral langs de grenzen van het complex. Links boven zijn de noodwoningen zichtbaar, die na de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd om in de woningnood te voorzien. Aan de rechterkant van de foto verloopt van boven naar beneden het zandpad, dat in 1967 de Willem Schiffstraat zou worden. Het witte gebouw is de Sociale Werkplaats, die voor de bouw van woningen werd afgebroken. (Foto: KLM Aerocarto)

De kloostertuin en het zandpad langs het Albertinum hadden we, toen we op de Willem Passtraat woonden wel gezien, maar merkwaardig genoeg nooit gekozen voor een wandeling. Park Brakkestein was vrij toegankelijk en trok meer aandacht. Het Albertinum kenden we wel, omdat we bij onze bezoeken aan de Dominicuskerk langs de hoofdingang van het klooster kwamen. Ik herinner me trouwens ook een processie van wijdelingen, die vanuit het Albertinum naar de vlakbij gelegen Dominicuskerk liepen. Achteraf is het jammer, dat ik tussen 1959 en 1964 het terrein, waarop tussen 1967 en 1970 de huizen aan de Willem Schiffstraat tussen 1967 en 1970 zijn gebouwd, niet beter heb onderzocht. Het enige gebouw wat mij is bijgebleven – en dan nog niet eens van dichtbij – is de sociale werkplaats, die destijds aan het zandpad was gevestigd. Bij werkzaamheden in mijn tuin vind ik nog altijd puinresten die van die werkplaats afkomstig moeten zijn geweest.

De spoorlijn naar Venlo en Kleef haalde soms de krant, onder meer bij de opening van het Station Heyendaal, en onlangs nog toen een drastische vernieuwing van dat volop gebruikte station werd aangekondigd. De tot nu toe mislukte pogingen om de in 1990 opgeheven verbinding met Kleef nieuw leven in te blazen waren, ook door de tegengestelde opvattingen, ook nieuwswaardig. Bij een van die berichten werd gemeld, dat het station voor de trein naar Kleef, die in 1865 ging rijden, aanvankelijk in de buurt van de Vereeniging had gestaan. Het oorspronkelijke tracé is later samengevoegd met het trace van de spoorlijn naar Venlo. Dat het eerste deel van de spoorlijn naar Kleef tussen de Groesbeekseweg en de Heyendaelseweg liep, blijkt uit de topografische kaart van de gemeente Nijmegen uit 1966. Ik maak daaruit op, dat onder de Willem Schiffstraat en ook de Witsenburgselaan het fundament van de oude spoorlijn ligt. Of zie ik dat verkeerd?

Albertinum: zijvleugel oostzijde (Foto: Ad Lansink)

Terug naar het Albertinum: na de verkoop van het Albertinum aan de Wibeco-groep kreeg het complex een gemengde functie: wonen, voornamelijk studentenhuisvesting; werken via enkele kleine bedrijven en onderwijs: de kapel in omgevormd tot collegezalen voor de HAN en elders in het gebouw is een instelling voor kinderopvang gevestigd. De voormalige kloostertuin is niet toegankelijk voor ‘onbevoegden’, maar die bepaling wordt hiet gehandhaafd. Anders gezegd: bewoners van het nabij gelegen zorgcomplex en buurtgenoten ervaren bij hun wandeling in de tuin veelal de rust van een echte kloostertuin. De vele fietsen bij de zij-ingangen van het oude klooster maken duidelijk, dat de talrijke ruimten van het Albertinum goed worden benut. Het hele complex, dus het voormalige klooster en de kloostertuin zijn rijksmonument, en hebben dus in tegenstelling tot het ‘Rijke Roomse Leven’ eeuwigheidswaarde

Albertinum: middendeel aan de noordzijde; op de voorgrond: Altaartafel? (Foto: Ad Lansink)

Een warme week in Bourgondie

Met de Volvo XC40 P8 en enige, zij het tijdelijke laadstress over de befaamde A31 naar midden-Frankrijk voor de traditionele reünie van de ZOW-veterinnen

Zou dat echt lukken? In een dag een afstand van 820 km met waarschijnlijk drie laadstops overbruggen voor een bijzondere vakantie op de boerderij van vrienden in het buitengebied van Verosvres? Daar treffen elk jaar enkele ZOW-veterinnen en hun partners elkaar op een reünie, die tegelijk een vakantieweek is, met bezoeken aan befaamde plaatsen als Charolles, Macon en Cluny. In 2018 en 2019 mocht ik mijn echtgenote Ans – ooit zelfs voorzitter van MHV ZOW – vergezellen naar de jaarlijkse reünie. Wij reisden in die jaren met onze buscamper drie weken door Frankrijk, en verbleven dan enkele dagen bij de ZOW-reünisten. De bijeenkomsten van 2020 en 2021 moesten worden afgelast vanwege de covid-pandemie. In 2022 en 2023 moesten wij in Nijmegen blijven door de chronische ziekte van Ans, die na valpartijen als gevolg van enkele herseninfarcten meerdere maanden in Revalidatiecentrum Waelwick verbleef, en tussen de behandeltrajecten door huis verzorgd werd.

FastNed-snellader Vielsalm

Na het overlijden van Ans – begin 2024 – vroegen haar ZOW-vriendinnen, met name Jeanette Heikens, mij om in de laatste week van augustus naar hun even tijdelijke als geliefde pleisterplaats te komen. Aanvankelijk twijfelde ik vanwege de voor mijn doen lange autorit. De suggestie om halverwege een nacht door te brengen in een hotel sprak mij wel aan. Toch besloot ik om in een dag de afstand naar Verosvres te gaan overbruggen. Ik zou ruim tien uur onderweg zijn, inclusief de tijd die ik bij de drie geplande snelladers zou moeten doorbrengen. Ik kocht bij de ANWB een tolbadge om oponthoud bij de tolpoorten te voorkomen, en sloot bij FastNed een maandabonnement vanwege de aanmerkelijke korting op de stroomprijs. Op zondag 25 augustus vertrok ik om 7.15 uur uit Nijmegen, uitgerust en vol goede moed op weg naar Maastricht, Luik om via Nancy, Dyon en Macon mijn doel te bereiken.

Total Energies-snellader bij Chaudeney sur Moselle

Vielsalm in de Belgische Ardennen was de eerste, vooraf gepande laadstop. Het FastNed-station beschikte over voldoende laadpalen. Aanmelden was niet nodig omdat ik via de app ‘automatic charging’ had ingeschakeld. Het laden verliep uitstekend. Binnen een half uur had ik de Volvo XC40 P8 voldoende opgeladen om de volgende etappe van ruim 300 km te overbruggen. De volgende laadstop langs de A31 – de snelweg die ik tot Dyon zou rijden – leverde een onverwacht probleem op. Het laadstation van Total Energies accepteerde geen van mijn laadpassen. Laden met een creditcard was wel mogelijk, maar vereiste pincodes, die ik niet paraat had. Een Italiaanse vrouw, die naast mij haar auto stond te laden, bracht ongevraagd uitkomst. Zij bood mij aan haar laadpas te gebruiken. Ze verzekerde mij dat ze tijd genoeg had. Ik kon dankzij haar hulp de laadcapaciteit volledig op peil brengen, zodat ik gemakkelijk mijn derde stop kon halen.

Baedeker – Frankreich (1-910.000) – Kaartdeel tussen Dijon en Macon – vanaf Nuits Saint Georges reed ik via Beaune en Germagny naar Verosvres (tik op kaart voor vergroting)

Bij het afrekenen bleek, dat de behulpzame mobilisatie het fijn vond mij te helpen. Dat ik bij de laatste laadstop in de buurt van Dyon weer door een ‘vriendelijke vreemdeling’ geholpen zou worden, kon ik bij het vertrek uit Chaudeney sur Moselle niet weten. Maar het pakte wel zo uit, want ook het laatste geplande laadstation bij Aire de Gevrey-Chambertin Ouest langs de A6 was mij niet welgezind. Bij het binnenrijden was ik blij de FastNed-laadpalen te zien. Maar die blijdschap verdween spoorslags toen ‘automatic charging’ niet werkte, en ook de app niet thuis gaf. Een Belgische toerist schoot mij spontaan te hulp. Helaas moest ook hij vaststellen, dat het controlelampje bij de aansluiting steeds op rood sprong. Lag het aan de stekker of aan de contacten in de auto? Die vraag bleef onbeantwoord, want de Belg had intussen op zijn smartfoon een snellader in Dyon gevonden en in mijn navigatiesysteem gezet.

Onderweg in de buurt van Germagny

Met nog slechts 35 km voorraad ging ik op weg naar de snellader, 25 km verder. Bij het verlaten van de A31 werkte de tolbadge niet. Gelukkig kon ik via een meldknop een operator bereiken, die op afstand de slagboom opende. Maar ik durfde niet meer de A31 om terug te rijden naar Dyon. Op Google Maps vond ik enkele laadpalen binnen het bereik van de toen nog beschikbare 30 km. Mijn laadstress nam met de kilometer toe. Gelukkig vond ik – met nog 12 km stroomvoorraad – op een parkeerplaats in Nuits Saint Georges vier laadpalen van het ook in Nederland gebruikelijke type met een laadvermogen van 11 kW. Mijn Shell-laadpas was ik onderweg kwijtgeraakt. De laatste van de vier overige laadpassen werkte. Het was intussen zo laat geworden, dat ik – met nog 150 km voor de boeg – Verosvres niet zou halen. Toevallig stonden de laadpalen op de parkeerplaats van een Ibis-hotel, dat een kamer beschikbaar had. De vraag van de ZOW-reunisten waar ik was had ik intussen beantwoord. 

Landschap bij Verosvres (Foto’s: Ad Lansink)

Na een goede nachtrust en een voortreffelijk ontbijt vertrok ik tegen 10 uur uit Nuits Saint Georges, nu zonder laadstress. De voorraad van 150 km was immers genoeg om via een binnendoor-route van 110 km Verosvres te bereiken. Ik reed langs wijngaarden met bijbehorende ‘chateaux’, dwars door het mooie centrum van Beaune en langs Germagny: een route, die mij deed herinneren aan onze vakanties, toen we met auto en camper het fraaie Franse land doorkruisten. De afgelopen jaren waren de reportages van de Tour de France het enige, even aardige als onvolledige alternatief voor de beleving van het Franse landschap en zijn indrukwekkende monumenten. Tegen 12 uur arriveerde ik, uitgerust en wel, bij de ZOW-reünisten – Jeannette, Geerttom, Wim, Lonneke, Kees, Fifi, Puck, Yolande en Els – op de fraaie boerderij in het Bourgondische landschap. Het zou het begin worden van een echte vakantieweek, met allerhande activiteiten, waarvan de beelden voor zichzelf spreken.

De dagen in het warme en zonovergoten Frankrijk vlogen om, ook door de grote afwisseling in activiteiten: wandelingen in de naaste omgeving, petanque-wedstrijden in eigen kring met echte spelregels, wijnproeverijen in de omgeving van Macon (Chateau de Lavernette in Leynes en Richard Benas in Serrieres), voortreffelijke lunches onderweg, onder meer in Fuissé, bezoeken aan Semur en Brionnais en Marcigny en op de laatste dag een boottocht over het aquaduct van Digoin, waar het Canal laterale a la Loire de befaamde rivier kruist; en niet te vergeten de gezellige en smaakvolle diners en de barbecue op het erf van de boerderij.

Op zaterdag 31 augustus vertrok ik naar Nijmegen, tot Macon voorgegaan door Wim en Lonneke, die ook afscheid namen van de nog-even-blijvers. Terug op de A6 richting Dyon gingen zij achter mij rijden, ook ruim 100 km verder, toen ik besloot om tijdig een laadstation op te zoeken. Dat kwam goed uit, want ook die eerste laadstop verliep niet zonder problemen. Lonneke hielp mij bij het zoeken van de inrit van het laadstation, en bij het laden. Zelfs Wim moest eraan te pas komen, totdat ik plotseling in mijn auto nog een ongebruikte laadpas van Eflux vond. Vanaf dat ogenblik was de laadstress definitief voorbij. Tegen 21 uur was ik thuis, na 812 km, veel ervaringen rijker.

Die ervaringen betreffen natuurlijk het plezierige samenzijn met het gezelschap van de vroegere ZOW-veterinnen en hun partners, die mij een onvergetelijke week hebben bezorgd. De vriendschap met Ans wordt in mij voortgezet en vastgehouden: een verbondenheid die blijft door de jaren heen. Die ervaringen betreffen ook het bewijs, dat ik op een dag nog steeds een grote afstand kan overbruggen, hoewel een overnachting in een hotel zo gek nog niet is. Of dat ook geldt voor een stads- of museumbezoek of voor een diner voor een persoon betwijfel ik. Die ervaringen betreffen tenslotte de laadstress: de angst dat de accus van mijn Volvo XC 40 P8 leeg zijn voordat ik de volgende laadpaal of het einddoek heb bereikt. Welnu: die laadstress was van tijdelijke aard, en had ik kunnen voorkomen door de pincodes van de creditcards te onthouden en de laadpassen tevoren te controleren Datzelfde geldt voor het FastNed-abonnement, bij het afsluiten waarvan ik een fout had gemaakt. Al met al leerde ik, dat hulp van lotgenoten in dank moet worden aanvaard, dat vriendschap moet worden gekoesterd en onderhouden en de eigen zorgvuldigheid moet worden betracht.

De Romaanse kerk van Semur en Brionnais (Foto: Ad Lansink)

Klaas Gubbels: Met niets iets

Willem van Lieshout zette op 21 juli 2014 in Het Hof twee krasse negentigers even naast elkaar bij de expositie ‘Zwart-wit en zo….’

Expositie ‘Zwart-wit en zo..’ in Het Hof
(Foto: Ilse Vermeulen – Galerie InDruk)

Zou ik een dagboek hebben bijgehouden, dan had ik kunnen opzoeken in welk jaar en bij welke gelegenheid ik Klaas Gubbels voor het eerst heb ontmoet. De plaats herinner ik me wel. Het was in het Valkhof Museum in Nijmegen, waar Harrie Gerritz mij voorstelde aan Klaas Gubbels en aan Jan Siebelink, de befaamde auteur van Knielen op een bed violen. Harrie vertelde hen, dat ik in een bijzonder boek mijn interviews met 25 kunstenaars uit het Rijk van Nijmegen had vastgelegd. Hij doelde op het eind 2006 verschenen Beeldspraak. Even dacht ik een soortgelijk boek te schrijven over kunstenaars uit Gelderland – Huub Kortekaas bij voorbeeld en Klaas Gubbels – maar dat idee is geen werkelijkheid geworden. Toch bleef de fascinatie voor de kunstenaar van de koffiekannen overeind, door de jaren heen.

Klaas Gubbels: Avec Plaisier – Galerie M, Skagen 2014 (Foto: Ad Lansink)

Die bewondering voor het werk van Klaas Gubbels is waarschijnlijk gebaseerd op de paradoxale spanning tussen eenvoud en zeggingskracht. De koffiekannen en tafels ontstijgen hun oorspronkelijke functie. Die alledaagse objecten krijgen van Klaas Gubbels een andersoortige eigen identiteit. In de zomer van 2024 zouden Harrie Gerritz, Klaas Gubbels en Ilse Vermeulen exposeren in Denemarken. Bij ons onverwachte bezoek aan Galerie M in het verre Skagen hoopten Ans en ik Klaas Gubbels te treffen, maar de Arnhemse kunstenaar verbleef in zijn Franse atelier. Toch riep zijn werk ook in Skagen opnieuw grote bewondering op. Overigens kwam ik later Klaas Gubbels wel tegen bij exposities van Harrie Gerritz. Hun wederzijdse betrokkenheid en waardering spreekt boekdelen

Het zal geen verbazing wekken, dat ik blij was met de invitatie van Willem van Lieshout voor de opening van de expositie ‘Zwart-wit en zo …’ van Klaas Gubbels op 21 juli 2024, mede ter ere van de viering van zijn inmiddels voorbije 90e verjaardag. Bij mijn binnenkomst zette de gastheer mij met de woorden ‘twee negentiger’s bij elkaar’ op een stoel naast Klaas Gubbels, die intussen druk in de weer was met het zwart maken van de titel van het cahier ‘Lang leve de kunst’: de titel van zijn ere-expositie in Museum Arnhem. Ilse Vermeulen en Julius Wintermans, samenstellers en vormgevers van het cahier hadden voor Willem van Lieshout de expositie in Het Hof te Lent georganiseerd. Zij mochten een grote schare gasten, waaronder veel kunstenaars verwelkomen.

Op mijn vraag aan Klaas Gubbels waarom hij ‘Lang leve de kunst’ op de omslag van het fraaie cahier onleesbaar maakte, antwoordde hij: Ik voel meer voor de woorden ‘Met niets iets’. Die woorden geven beter de essentie van mijn werk weer. Ik stelde voor om die, korte en (te?) minimalistische titel met een witte viltstift op de zwarte achtergrond aan te brengen. Dat deed Klaas Gubbels niet. Hij ging onverstoorbaar door met het onzichtbaar maken van ‘Lang leve de kunst’. Ik heb niet durven vragen, wat het Museum Arnhem – toch mede-uitgever van het fraaie cahier – van de opvallende verandering zou vinden. Gelukkig sluit de ene titel de andere niet uit. Sterker nog: de complementariteit versterkt de werking, en vergroot de nieuwgierigheid van lezers en kijkers.

De Rode Koffiepot van Klaas Gubbels op de Arsenaalplaats tegen de muur van de bebouwing aan het Koningsplein in Nijmegen (Foto: Ad Lansink)

Toen Klaas Gubbels de titels op de omslag van alle beschikbare cahiers met een zwarte viltstift had bewerkt, gaf Willem van Lieshout na woorden van welkom en enkele huishoudelijke mededelingen de microfoon aan Klaas Gubbels. [Klik voor de weergave van de video]. De bescheiden maar toch extraverte kunstenaar had een gele tas meegebracht met drie karakteristieke schilderijen. Hij had die werken nodig om uit te leggen, waarom hij de expositie ‘Zwart-wit en zo ..’ noemde. Dat hij daarbij ook een gekleurd doek te voorschijn haalde, bleek minder vreemd dan ik – en met mij waarschijnlijk meer gasten – dacht. De toevoeging ‘en zo ….’ zegt natuurlijk ook het een en ander voor verstaanders die aan een half woord of een halve zin genoeg hebben. Overigens stond Klaas ook stil bij het begin van zijn indrukwekkende carrière.

Het bewijs, dat Klaas Gubbels kleuren niet schuwt, leveren talloze schilderijen, zeefdrukken en zelf muurschilderingen. Een fraai voorbeeld is te vinden in Nijmegen op de Arsenaalplaats. Ik zocht tevergeefs in Doddendaal en bij de Eerste Walstraat. Ik kon de grote koffiepot niet vinden. Het toeval – of was het weer genade – wilde, dat ik op de Molenstraat Jacques Thielen tegen het lijf liep. Hij wees mij feilloos de weg naar de grote ‘wandschildering’: de nieuwe metalen versie , nadat de oorspronkelijke muurschildering van 1996 door bebouwing in 2011 aan het oog werd onttrokken.

Met niets iets. Lang leve de kunst. Zwart-wit en zo …. Doen woorden ertoe, wanneer beelden al genoeg te vertellen hebben? Het antwoord is ja, wanneer die woorden het beeld nog meer inhoud geven. Wat mij betreft geldt dat zeker voor het kleine maar indrukwekkende schilderij, dat Klaas Gubbels ‘Naar elkaar’ heeft genoemd. Ik kocht het doek op 21 februari 2024: de eerste verjaardag van Ans, waarbij ik een half jaar naar haar overlijden nogal wat uren in eenzaamheid moest stilstaan. De expositie in het Hof was een fijne onderbreking. ‘Naar elkaar’ houdt de herinnering levend aan mijn lieve echtgenote, die met mij genoot van wat beeldende kunstenaars vermogen: het onzichtbare zichtbaar maken, over  alle grenzen heen.

Klaas Gubbels: Naar elkaar (Ja) – acryl op doek – 18 x 24 cm (2024)

Kruidentocht bij Ewijk

Met Klaas Bouwmeester op zoek naar wilde planten langs de dijk en in de uiterwaarden van de Waal

Vertrek bij het Dijkmagazijn te Ewijk (Foto: Maria van Kempen)

De Samenwerkende Seniorenverenigingen van de gemeente Beuningen organiseerden ook in 2024 een Zomerfestival: een reeks activiteiten voor senioren uit Winssen, Weurt, Ewijk en Beuningen. Op vrijdag 2 augustus was een kruidentocht langs de Waal geprogrammeerd, een wandeling naar en door de uiterwaarden bij Ewijk, waar veel wilde planten te vinden zijn. Maria van Kempen, een van de organisatoren van de kruidentocht, kwam op het idee om mij – ook senior, maar wel Nijmegenaar – uit te nodigen om het een en ander te weten te komen over wilde planten, die soms ten onrechte voor onkruid worden uitgemaakt. Die invitatie aanvaardde ik graag. Rondleider Klaas Bouwmeester zou de deelnemers aan de excursie kennis laten maken met enkele karakteristieke wilde planten langs de dijk en in de uiterwaarden van de Waal. Ik had trouwens al eerder veel opgestoken van de universitaire docent aan de Wageningen Universiteit tijdens onze wandelingen in de Bruuk en de Ooijpolder en langs de Staddijk in Nijmegen.

Klaas Bouwmeester toont details van de Wilde peen
(Foto: Sophie van Kempen)

De senioren-kruidentocht begon bij het Dijkmagazijn Ewijk, een van de ook wel noodschuren genoemde monumentale gebouwen, nu meestal in gebruik als expositieruimte. Klaas Bouwmeester had s’ochtends al twee groepen met elk 15 deelnemers rondgeleid. De derde groep was veel kleiner. Daardoor was er ruimte om elkaar bloemen, bladeren en stengels door te geven om details te ontdekken en geuren te ruiken. Zo leerde ik opnieuw etherische olie kennen, evenals de smaak van mosterd en munt. Vlak bij het dijkmagazijn toonde de enthousiaste en welbespraakte Klaas zijn nieuwsgierige gasten Wilde marjolein, een meerjarige plant uit de Lipbloemenfamilie met vierkante stengels en paarse bloemen. Hij liet ons ook blaadjes fijnwrijven om de geur van de etherische olie te ruiken. De pijnstillende werking konden we niet uitproberen.

Bereklauw en Zwarte mosterd in de uiterwaarden bij Ewijk; op de achtergrond de oude rivierarm (Foto: Ad Lansink)

Even verder langs de dijk troffen we de Gewone berenklauw, Cichorei en Wilde peen. De Gewone berenklauw, zo vertelde Klaas ons, lijkt op de niet-inheemse Reuzenberenklauw maar blijft in tegenstelling tot zijn grote broer een betrekkelijk kleine wilde plant: hooguit anderhalve meter. De Gewone berenklauw bloeit van juni tot oktober met witte bloemen in veelstralige schermen, en is op veel plaatsen te vinden, zelfs in een bosrijke omgeving. De jonge stengels zijn eetbaar, de pitten ook, maar pas ook op voor de bladeren die huidirritatie kunnen geven. Over eetbaar gesproken: Cichorei en Wilde peen horen natuurlijk ook bij de wilde planten of kruiden, die een gastronomische betekenis hebben. Of dat ook geldt voor Bijvoet, die we ook troffen, weet ik niet. Het kruid met rode stengel, groene bladeren en bruinachtige bloemen dank zijn naam aan de vermeende geneeskrachtige werking. Bijvoet-bladeren in de schoenen zouden de moeheid van lopers en wandelaars verdrijven. Het aandachtige gezelschap heeft dat overigens niet getest.

Vanaf de dijk was goed te zien, dat in de uiterwaarde geel de overheersende kleur is. Via een goed beloopbaar pad door de uiterwaard komen we al snel de dichte begroeiing van kruiden tegen, die geel kleuren. Het is de Zwarte mosterd, een eenjarige kruidachtige plant uit de Kruisbloemenfamilie. Dat de metershoge Zwarte mosterd het goed doet in de Ewijkse uiterwaarden komt, omdat de plant behoefte heeft aan een open, vochtige en voedselrijke omgeving. Waarom heet het kruid Zwarte mosterd terwijl de bloemen geel zijn, zo vraag ik Klaas. Het antwoord ligt in de kleur van de zaden: donkerbruin tot zwart. De zaden worden gemalen of gebroken, waarna verwerking tot mosterd en piccalilly plaats vindt. In de uiterwaarde treffen we ook de Brandnetel, een plant die schrik aanjaagt maar ook geneeskrachtige werking heeft. 

Het pad in de uiterwaarde gaat verder tot aan een grote plas, geen tiggelgat – restant van een vroegere kleiwinning – maar hoogstwaarschijnlijk een oude zijarm van de Waal. Aan de waterkant groeit de Akkermunt, ook een telg uit de Lipbloemenfamilie, die inderdaad natte, voedselrijke grond nodig heeft om tot bloei te komen. De paarse bloemen tonen twee z.g. schijnkransen. De Akkermunt is moeilijk te onderscheiden van de verwante Watermunt, die we tijdens de kruidentocht ook te zien en te ruiken kregen. De meest verrassende plant vond ik het Oeverwarkruid: een eenjarige parasitaire plant uit de Windefamilie, dat zich met zijn oranjestengels vastklampt aan allerlei oeverplanten. De rondleider liet zijn tijdelijke leerlingen goed zien, hoe het overigens zeldzame Oeverwarkruid voortwoekert. De bladgroenloze stengelparasiet is helemaal afhankelijk van eenwaardplant. zoals een jonge wilg of brandnetel, voor alle voedingsstoffen.  Nooit te oud om te leren: zo werd mij opnieuw duidelijk bij de kruidentocht in Ewijk, dank zij de deskundige en enthousiaste kennisoverdracht van Klaas Bouwmeester.

Oude rivierarm in de uiterwaarden van de Waal bij Ewijk; op de achtergrond is de brug in de A50 over de Waal zichtbaar (Foto: Ad Lansink)

Negentig jaar in breedte en diepte

Volkomen onverwacht: de glossy Ad! in fraaie blauwe doos, samengesteld en aangeboden door Leonore en Sophie

Een terugblik in woord en beeld op de sobere maar dankbare viering van mijn persoonlijke D-Day op 6 juni 2024, met een grote verrassing: de aanbieding van een fraaie blauwe cassette om de indrukwekkende glossy Ad! 

De afgelopen twee jaar waren moeilijk. De herseninfarcten van mijn lieve echtgenote Ans veranderden ons leven ingrijpend. Aan haar diabetes was Ans wel gewend, en forse slokdarmklachten had zij overwonnen. Maar de tijdelijke uitval van essentiële functies noopten tot drie langdurige revalidaties in Ewijk. Dankzij de voortreffelijke zorg in Revalidatiecentrum Waelwick keerde Ans steeds monter terug naar huis, totdat ze bij een val haar heup brak. De operatie lukte, maar het herstel niet, mede als gevolg van haar diabetes. Ik vroeg me af, of ik nog geen vier maanden na het overlijden van Ans wel mijn 90e verjaardag kon vieren? Na veel wikken en wegen, ook met mijn zussen, besloot ik toch familieleden, vrienden en buren te vragen om op 6 juni 2024 – mijn persoonlijke D-day – mijn gast te zijn.

Catering: Babette en Addie

Want, zo besefte ik: het bereiken van de leeftijd van 90 jaar is toch een onmiskenbare mijlpaal, een moment ook om even stil bij te staan, liefst niet alleen. Gegeven de omstandigheden niet uitbundig, maar wel dankbaar voor de jaren die mij intussen gegeven zijn. Natuurlijk blijft het gemis van Ans, maar de troost van het medeleven maakt intussen erg veel goed. Bovendien hadden Babette Lansink en Addie van der Steen alle hulp toegezegd. Vandaar dus de uitnodiging voor wat door het aangename weer een bescheiden huis- en tuinfeest werd op de Willem Schiffstraat 3 in Nijmegen: het huis waar Ans en ik in het vroege voorjaar van 1981 zijn gaan wonen: een plek in Groenewoud waar het in alle jaargetijden goed toeven is (en blijft). De grote opkomst heeft mij goed gedaan, de vele hartelijke woorden ook.

Namens de buren van ons hofje aan de Willem Schiffstraat bieden Joost en Maria planten aan

Op de uitnodiging schreef ik, dat geschenken niet nodig waren, nu de tijd van ‘ontspullen’ dichterbij komt. De meeste gasten hadden die kanttekening goed begrepen. Niettemin brachten de buren enkele planten mee, omdat zij – zo las ik – vaak van onze tuin genieten. Enkele gasten vonden dat zij de wijnvoorraad moesten aanvullen, en een enkeling meende, dat stichtelijke lectuur voor mij geen kwaad kon. En jarenlange, tot op het laatst zorgzame vriendinnen van Ans – Anneke, Brigit en Emilieke – verrasten mij met de invitatie voor een lunch op een onbekende plek. Wel kreeg ik te horen, dat ik stevige wandelschoenen moest aantrekken. Kennelijk maakte een voettocht deel uit van de verrassing. In de auto bleef onduidelijk, waar we terecht zouden komen, zelfs toen we op de Hatertseweg Nijmegen uit reden. 

Nagerecht bij de boerenlunch op de Eikhorst. Van links naar rechts: Anneke, Brigit, Ad (met ijscape) en Emilieke

Bij de Diervoort aan de Walrickseweg dacht ik, dat we naar het befaamde pannenkoeken-restaurant zouden gaan, ook nog toen we de auto stalden op de parkeerplaats voor wandelaars, die naar de Hatertse Vennen op zoek gaan. Maar nee: we zouden over een bospad te voet naar een ander etablissement gaan: Boerderij-Theehuis de Eikenhorst aan de Staddijk in Wijchen. Ik was echter mijn wandelstok vergeten. Het werd dus een autorit over de smalle Staddijk, die ik kende van de vierde dag van de Vierdaagse, wanneer de lopers na 500 meter linksaf slaan op de Heiligeweg, richting Alverna. De Eikenhorst was een openbaring: een gezellig boerderij-restaurant aan het Wychens Ven, met een mooie lunchkaart. De boerenomelet smaakte voortreffelijk, de ijskaffee met slagroom ook.

Ad bladert door de glossy Ad! – Theo Peters en Gerard Lansink zien toe, met Leonore Biegstraten die de cassette bewaakt. Klik voor de toespraak van Leonore Biegstraten de blauwe tekst

Terug naar 6 juni 2024, waar Leonore Biegstraaten en Sophie van Kempen mij de grootste verrassing van de dag bezorgden: een fraaie met blauwlinnen omgeven doos met daarin een dikke glossy, getiteld Ad!. In eendrachtige samenwerking hadden Leonore – mijn opvolgster als voorzitter van het Ds. Visscherfonds en Sophie, met wie ik als  meerdere boeken heb gemaakt – familieleden, vrienden, buren en relaties benaderd met de vraag om een bijdrage, met als resultaat een bijzondere tocht door de tijd, in woord en beeld, mooi ingeleid door een hartelijke brief van burgemeester Hubert Bruls. Een blik op de inhoudsopgave deed mij beseffen, dat de samenstellers in korte tijd een grote prestatie hadden geleverd. Van de weeromstuit vergat ik Leonore’s mooie toespraak te beantwoorden. 

Goed geruime gasten: Fifi, Cobie, Emilieke, Kees

Het inkijkexemplaar ging tijdens het huis- en tuinfeest van hand tot hand, ook van de gasten, die een bijdrage hadden geleverd. De uren en dagen na de persoonlijke D-Day heb ik genoten van de glossy, die gelet op het aantal pagina’s en ook gezien de inhoud best een boek genoemd mag worden. Harrie Gerritz, Sophie van Kempen, Cobie Jolink, Eduard Kimman en Piet Timmermans hadden meer pagina’s nodig om herinneringen te boekstaven. De bestuursleden van het Ds Visscherfonds – Leonore Biegstraten, Ton Seesing, Mieke Gieling, Hans de Hoog, Jan Jaap Schmitz en Jan roelofs – belichtten vooral bestuurlijke aspecten, ieder vanuit een eigen invalshoek. De buren uit de Willem Willem Schiffstraat lieten ook van zich lezen, net zo als familieleden uit de Lansink- en van Dam-hoek. 

Ook de ploeg, waarmee ik in 2017 Challenging Changes, het boek over de relatie tussen circulaire economie en de ladder van Lansink, had gerealiseerd – Jan Storm, Dick Zwaveling, Bart de Bruin, Leo Schrijver en Sophie van Kempen – droegen bij aan de glossy. Datzelfde geldt voor vrienden van allerlei komaf: Erna van de Ven, Lidy Smits, Jos Bakkers, Hans Hessing, Mark Buck, Tim en Ine Zaal, Hans en Brigitta Bootsma: een gevarieerd gezelschap van vrienden, dichtbij en veraf, die herinneringen ophalen aan de inzet van Ans voor de Petrus Canisiuskerk, aan onze deelname aan de Vierdaagse, of aan de hechte vriendschap met Ans, die mij soms meenam naar reünies van haar metgezellen. Klaas Bouwmeester, Sophie’s partner, verdient alle hulde voor de eindredactie van de glossy. Als toegift voegde hij eenbijzondere kruiswoordpuzzle toe.

Woorden tellen, maar beelden spreken, zo schreef ik in De Toren van Babel, het kunstenaarsboek, dat ik in 2019 met Harrie Gerritz en Sophie van Kempen uitgaf. De wellicht gevleugelde woorden gelden ook voor de afbeeldingen in de glossy Ad!. Ik denk aan de artistieke bijdragen van bevriende kunstenaars Harrie Gerritz, Cor Litjens, Huub en Adelheid Kortekaas, Alexander Bobkin, Coen Vernooij, Marena Seeling en Ria Roerdink: allemaal kunstenaars die ik al heel wat jaren bewonder. Toen Ans en ik Nijmegen goed en wel hadden leren kennen, ontwaakte en groeide onze belangstelling voor kunst (en voor oude kaarten, maar dat is een ander verhaal). De fotoreeksen van Jan van Teeffelen en Ger Loeffen in de glossy brengen beelden uit Nijmeegse leven in herinnering: politiek, Knotsenburg, sport, Vierdaagse, Zomerfeesten: trefwoorden die nog steeds opgeld doen.

Harry van Kuyk, een Nijmeegse kunstenaar, die ik in 1972 in de befaamde City Bar van Jo Samson voor het eerst ontmoette leerde mij, dat een mens in de breedte moet leven, want – zo zei hij – de lengte heb je niet in de hand. Ik gaf hem gelijk, maar voegde er wel aan toe, dat de diepte – of beter gezegd: diepgang – ook telt. Welnu: terugkijkend op negen decennia kan ik moeilijk ontkennen, dat ik de breedte heb verwaarloosd. Integendeel. Dat ik in heel wat domeinen het een en ander heb kunnen doen, dank ik echter aan mijn ouders en familieleden, aan mijn geloof in de Eeuwige, aan alle mensen, met wie ik heb mogen samenwerken, en bovenal aan mijn lieve echtgenote Ans, die net als ik in de breedte leefde. Zij zou met mij genoten hebben, wanneer we samen de mijlpaal van 90 hadden moegen passeren.

Eduard in gesprek met Cobie en Gerard met Rikki; op de achtergrond Ger en Marie-Antoinette. Harry luistert naar het gesprek van enkele ex-prinsen van Knotsenburg: Ruud I, Ed I, Jaap I en onzichtbaar Frans III. De foto’s zijn gemaakt door diverse gasten: Frans Vissers, Ger Loeffen, Marielle Ouwens (videos) en Els Sterenborg (die tevens gastvrouw was). Ik dank iedereen die mijn 9oe verjaardag tot een onvergetelijke dag heeft gemaakt.

Tuinvogels uit olievaten

Van recycling naar upcycling: levensloopbestendige Zimbabwaanse volkskunst getuigt van liefde en eerbied voor de natuur

Ijzeren tuinvogels uit Zimbabwe, links de reiger, in het midden de eend en rechts een mij onbekende vogel

Sinds het overlijden van mijn echtgenote breng ik veel tijd door in onze tuin. Die tamelijk grote tuin was voor het begin van de revalidatietrajecten van Ans haar onbetwiste domein. Gazon maaien, hagen knippen en groenafval afvoeren: dat waren zo ongeveer mijn enige taken, naast de gezamenlijke aankoop van geraniums en eenjarige perkplanten. Ans deed alle andere werkzaamheden. Onkruid was haar grootste ergernis en wieden een permanente zorg, naast het verwijderen van slakken en het opruimen van katten-uitwerpselen. Het grootonderhoud lieten Ans en ik over aan de professionele tuinlieden van G.C.S. uit Wijchen, die twee keer per jaar de tuin stevig onder handen (en apparaten) blijven nemen.

Zimbabwaanse eend, verscholen in het groen

Tijdens de lente-beurt van 2024 zijn heel wat takken weggesnoeid en afgevoerd. Ook de verwijdering van het onkruid nam veel tijd in beslag. Het gazon werd grondig geverticuteerd, opnieuw bemest, ingezaaid en wat groter gemaakt, zodat ik voortaan minder tijd hoef te besteden aan het bijhouden van de borders. De hoveniers kregen overigens in 2023 assistentie van Busser Boomverzorging om de fors gegroeide Hemelboom van dode takken te ontdoen. Ik vrees, dat de mannen van Busser eerstdaags weer ingeschakeld moeten worden. Bij het schoonmaken van de tuin kwamen de Afrikaanse beelden, die ik ooit aan de begroeide zijkanten van de tuin had gezet tevoorschijn.

Die tuinvogels uit Zimbabwe staan al meer dan veertig jaar tussen het groen, maar vallen nauwelijks op vanwege hun bruine kleur. Wanneer mijn herinneringen me niet bedriegen heb ik twee tuinvogels – waaronder de grote reiger – gekregen van de stamgasten van de City Bar, de kroeg van uitbater Jo Samson, waar ik sinds 1973 een trouw bezoeker was. In 1982 vierden Ans en ik mijn afscheid uit de Nijmeegse gemeenteraad met een tuinfeest rondom ons huis aan de Willem Schiffstraat in Nijmegen, waar wij een jaar eerder waren gaan wonen. De stamgasten hadden voor dat feest het tuinbeeld aangekocht bij de galerie ’t Roth van Hanneke Vermeer, ook een regelmatig gast van de City Bar. Zelf heb ik bij Hanneke Vermeer – toen in Ewijk – nog een vogel uit Zimbabwe aangeschaft om de mini-verzameling enige allure te geven.

Zimbabwaanse eend, vanuit andere hoek

Met de aankoop van een stukje Afrikaanse volkskunst zien de mensen uit Zimbabwe hun artistieke vaardigheden gewaardeerd en beloond. Bovendien dragen zij bij aan het hergebruik van basismaterialen – in dit geval ijzer – doordat zij de tuinvogels opbouwen uit metaaldelen, afkomstig van afgedankte olievaten. Feitelijk is sprake van min of meer artistieke upcycling, ook omdat het er naar uitziet, dat de tuinbeelden een lang leven is beschoren. Mijn tuinbeelden zijn inmiddels ongeveer een half eeuw oud. De beschermende coating, die tegenwoordig vaak wordt aangebracht, is verdwenen of nooit aanweizg geweest. Het roestproces zet zich wel door. Maar te oordelen naar de huidige situatie durf ik het etiket levensloop-bestendig we; op de tuinbeelden te plakken.De tuinvogels roepen immers herinneringen op aan vroegere tijden, niet alleen in de City Bar in Nijmegen maar ook aan onze reizen naar Tanganjika (1969), Kenia (1972) en Zuid Afrika (2018).

Elders in de tuin zijn meer, maar niet levensloopbestendige kleuren te zien (Foto’s: Ad Lansink)

Pinksteren en katholiciteit

Bescheiden bespiegelingen over geloof en Geest in een tijd, waarin niet-geloven de hoogste wijsheid lijkt

Interieur Petrus Canisiuskerk aan de Molenstraat in Nijmegen (Foto: Ad Lansink)

Ga je nog regelmatig naar de kerk? Die vraag stelden vrienden naar aanleiding van de indrukwekkende uitvaart en begrafenis van mijn echtgenote Ans, intussen alweer drie maanden geleden. Ik antwoordde bevestigend, zoals ik in de afgelopen jaren wel vaker had gedaan. Wie de cijfers van de kerkelijkheid volgt, verbaast zich niet over de vraag naar het praktiseren, ook niet wanneer de vraag komt van mensen die het geloof vaarwel hebben gezegd. De soms gestelde vervolgvragen – waarom geloof je nog, wat betekent geloven voor jou, waarom blijf je katholiek – zijn lastiger te beantwoorden, maar schuchtere pogingen ontmoeten meestal wel begrip. Welnu: het geloof geeft mij houvast, troost en bemoediging. De (katholieke) kerk versterkt de verbondenheid met een universele gemeenschap van mensen, over de grenzen van landen en continenten heen. Ook wijs ik op de natuur, mensen, dieren en planten, naar al wat leeft, dus naar de Schepping die niet door mensenhanden gemaakt kan zijn. Maar ik wijs ook op wat wel door veelal gelovige mensen tot stand is gebracht: kerken, kloosters en kathedralen, niet om de Schepper van het heelal naar de kroon te steken maar om Hem te eren. Dat die bouwwerken in Frankrijk en elders ook talloze on- of minder gelovigen boeien, is een positief teken aan de wand.

The Decent of the Holy Spirit Tiffany – Wikimedia Commons

Het waarom van het geloven en het vasthouden aan de katholiciteit zette mij tijdens de Eucharistieviering van Pinksteren in de Nijmeegse Perus Canisiuskerk opnieuw aan het denken, waarschijnlijk niet toevallig op de dag waarop de kerk – vijftig dagen na Pasen – de neerdaling van de Heilige Geest over de apostelen herdenkt. Pinksteren markeert feitelijk het begin van de katholieke kerk.  Aanleiding voor mijn denkwerk waren de lezingen uit de Handelingen van de Apostelen, de brief van Paulus aan de Galaten en het evangelie van Johannes. In dat evangelie belooft Jezus op de avond voor zijn lijden en dood aan de apostelen de zending van de Heilige Geest, die hen met de Vader en de Zoon gaat verbinden. Die zending stelde de apostelen in staat te getuigen over de verrezen Christus. Jezus werd gedreven door de Heilige Geest, vanaf die Pinksterdag in het jaar 33 gold die goddelijke kracht ook voor de apostelen, zo lees ik in Handelingen 2, 2-2:

Begraafpark Heilig Landstichting: Tuingraven nabij de Calvarieberg (Foto: Ad Lansink)

“Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf”

De neerdaling van de Heilige Geest is een wonderlijk gebeuren, dat destijds volgens de Handelingen 2, 5-13 grote indruk maakte op de omstanders: 

Opgang naar Begraafpark Heilig Landstichting langs paarse en rode rhododendrons (Foto: Ad Lansink)

“Toen dat geluid opkwam, liep de menigte te hoop en raakte in verwarring, omdat iedereen hen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze stonden versteld en vroegen zich verwonderd af: `Maar dat zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken! Hoe is het dan mogelijk dat ieder van ons de taal van zijn geboortestreek hoort? Parten en Meden en Elamieten, en bewoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van God.‘ 

Uit de Brief van Paulus aan de Galaten – Bijbel – Editie 1968 Nederlands Bijbelgenootschap

Theologen brengen het spreken in allerhande talen in verband met universaliteit of katholiciteit van de geloofsgemeenschap. De liefde van God geldt niet voor een volk maar voor alle volken, rassen en talen. Die katholiciteit spreekt mij van jong af aan, ook en vooral door wat Pater Picard M.S.C. mij leerde op het Katholiek Gelders Lyceum in de jaren, dat ik daar op school ging. Hij regisseerde trouwens ook het schooltoneel, tot in de Stadsschouwburg toe. Ik schopte het slechts tot souffleur, een overigens onmisbare figuur, Terug naar de Eucharistieviering van Pinksteren 2024, waar ook de voorgelezen passages uit de Brief van Paulus aan de Galaten mijn aandacht trokken. Ik doel op de verzen 5, 16-25 waarin Paulus zelfzucht en egoïsme afwijst. Hij waarschuwt zijn volgelingen ‘Wie zich zo misdragen. Zullen het koninkrijk Gos nooit erven’. Paulus plaatst tegenover een grote reeks uitingen van zelfzucht de vruchten van de Geest: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid. Goedheid, trouw, zachtheid en ingetogenheid.

Paarse en rode rhododendrons in Begraafpark Heilig Landstichting (Foto: Ad Lansink)

Tijdens de Eucharistieviering droeg pastoor Eduard Kimman SJ het door de Nijmeegse kunstenaar Wim van Woerkom ontworpen rode Pinksterkazuifel. Rood staat symbool voor het vuur en de begeestering van de Geest. Ik zag die karakteristieke kleur een uur later terug in enkele rododendrons van het Begraafpark op de Heilig Landstichting, dat ik vrijwel elke zondag na de mis bezoek om even bij het graf van mijn lieve echtgenote Ans in stilte herinneringen te koesteren. Nadenken over de zin en opdracht van het leven is daar een vanzelfsprekende zaak, net zo als het genieten van wat de natuur en de (bijbelse) geschiedenis mij te bieden heeft. Het is voor mij een mooie vorm van rouwverwerking, die aansluit bij de aspecten van geloven en katholiciteit: de universaliteit van mens en natuur, het even moeilijke als uitdagende antwoord op de vraag, waartoe we op aarde zijn.

Verbondenheid blijft

Woorden en beelden ter nagedachtenis aan Ans Lansink – van Dam (1934 – 2024): mijn lieve, sterke en dappere echtgenote, die in de herinnering van familieleden, buren, vrienden en kennissen voortleeft om haar verbondenheid en dienstbaarheid

Ans in Waelwick – 27 dec 2023 (Foto: Ad Lansink)

Het was een even droevige als aangrijpende week, die derde week van februari, waarin mijn echtgenote Ans overleed en – vijf dagen later – begraven werd op het Begraafpark Heilig Landstichting. De laatste dag van haar leven – 19 februari 2024 – blijf ik mij herinneren, niet omdat het overlijden onverwacht kwam, wel omdat ik samen met Maria van Kempen haar handen kon vasthouden en in tranen mocht zien, dat Ans vredig insliep. Eem week eerder hadden Eduard Kimman SJ en ik Ans gezalfd met het sacrament van de zieken. De dagen na het overlijden beleefde ik in een vreemde roes. Enerzijds om het besef, dat ik Ans definitief had moeten loslaten, anderzijds vanwege alles wat op mij afkwam: de regeling van de uitvaart en begrafenis, het informeren van familie, buren, vrienden en kennissen, het schrijven van teksten. De uren en dagen vlogen voorbij. Binnen de kortste keren was het zaterdag 24 februari 2024: de dag van de uitvaart en de begrafenis, de dag ook van het definitieve afscheid.

Najat bezoekt Ans – 3 feb 2024 (Foto: Ad Lansink)

Met grote dankbaarheid kijk ik nu – zeven weken verder – terug, ook naar de dagen, waarop ik veel steun kreeg.  Maria van Kempen en Frans Vissers, die mij hadden bijgestaan tijdens Ans’ laatste dagen en uren, hielpen mij ook bij het gesprek met begrafenisondernemer Bart Kramer. Een dag later waren het Eduard Kimman SJ en Gerard Kerkhoff, die hielpen bij de inrichting van de uitvaart, de begrafenis en het samenzijn in de Piet Gerritszaal. Het overleg met Marieke van Baarle, directeur van het Begraafpark nam andere zorgen bij mij weg. Babette Lansink en Marijke Verstijnen kwamen uit Apeldoorn en Boxtel om te helpen bij het verzenden van de rouwbrieven. Op 22 februari 2024 ging mijn overbuur Ine op Hey met mij mee, toen ik in het Rouwcentrum van Klopper & Kramer persoonlijk afscheid ging nemen van Ans. Aansluitend reden we naar het Begraafpark om het graf van mijn ouders op te zoeken. Bij de ingang van het kerkhof zag ik plotseling Frans Vissers, die te voet uit Ewijk was gekomen: trainen voor de vierdaagse. Toeval bestaat niet, genade wel. 

Ad voor het laatst dichtbij Ans (Foto: Frans Vissers)
Toespraak Cesar Mors (Foto: Frans Vissers)
Toespraak Cesar Mors
Uitvaart Petrus Canisiuskerk (Foto: Marielle Ouwens)
[Klik op foto voor vergroting]
Toespraak Marijke Bolck
Begrafenisstoet arriveert bij Begraafpark Heilig Land Stichting – op achtergrond Cenakelkerk (Foto: Marielle Ouwens)
Op weg naar het graf van Ans (Foto: Marielle Ouwens
Familie, vrienden en buren rondom het graf (Foto: Marielle Ouwens}
Eduard Kimman SJ bidt het Onze Vader (Foto: Marielle Ouwens)

De begrafenis op het kerkhof van de Heilig Landstichting was al even indrukwekkend als de Eucharistieviering in de Petrus Canisiuskerk. De dragers droegen het lichaam van Ans op hun schouders naar boven, via de 32 grote treden: de kortste weg naar de plaats waar Ans zou worden bijgezet in het graf van mijn ouders. De grote klok van het Begraafpark begeleidde de stoet met mooie maar ingetogen klanken. Aangekomen bij het graf vormden we met zijn allen een grote kring in de paden, vlak achter de grote Golgotha-heuvel. Eduard Kimman SJ bad voor de zielerust van Ans met de familie, vrienden en kennissen een Onze Vader en een Wees Gegroet. Met een schep zand dekten we de kist toe: een stoffelijk vaarwel aan mijn lieve Ans, die niet eens zo ver van ons huis haar welverdiende rust heeft gevonden, op een plaats die ik met de herinneringen blijf koesteren.

Maria van Kempen en Ad Lansink bij het graf van Ans, daags na de begrafenis (Foto: Frans Vissers)

Na de begrafenis ontmoette ik in de Piet Gerritszaal alle mensen die na de uitvaart in de Petrus Canisiuskerk waren meegegaan naar het begraafpark van de Heilig Landstichting. Daar kon ik de familieleden, buren, vrienden en kennissen zelf bedanken, nadat Klaas Bouwmeester dat al had gedaan in de Petrus Canisiuskerk met de volgende woorden: ‘Namens Ad wil ik jullie bedanken voor de aanwezigheid – zowel fysiek als in gedachten, hier bij het herdenken van Ans. Jullie komst en woorden van troost en medeleven hebben Ad en zijn naasten kracht gegeven om dit afscheid dragelijker te maken. Tevens wil Ad hierbij zijn dankbaarheid en waardering uitspreken naar allen die Ans – familie, vrienden, artsen en verplegenden, en in het bijzonder Maria en Frans die haar in haar laatste levensfase – respectievelijk levensuur hebben bijgestaan en ondersteund’. Ik herhaal de woorden van Klaas op deze plaats, en voeg daaraan mijn dank en waardering toe voor alle blijken van medeleven, zowel schriftelijk als mondeling heb mogen ontvangen. Mijn verdriet wordt verzacht door de wetenschap, dat Ans een alom geliefde vrouw was, met verbondenheid en dienstbaarheid als trefwoorden. Ans maakte de woorden ‘Geen mens leeft voor zichzelf alleen’ voluit waar. Bij mijn bezoeken aan het graf van Ans en mijn ouders besef ik, dat verbondenheid blijft. Hemelhoog.

Het graf van Ans en mijn ouders bevindt zich achter de Calvarieberg (Rijksmonument). Sla voor de ingang van de grafkelder rechts af, volg het pad, en ga op de viersprong linksaf, en na ca 20 meter rechtsaf. Na enkele meters weer rechtsaf.
Overzicht vanaf de Calvarieberg: het graf van Ans en mijn ouders is niet zichtbaar, maar ligt achter de heester met rode bloemen. Rechts is het hoofdpad zichtbaar, en uiterst links het met gras begroeide zijpad (Foto’s: Ad Lansink”

Waelwick: Ans’ tweede ’thuis’

Terugblik op de laatste levensmaanden en – weken van mijn lieve echtgenote Ans Lansink-van Dam. Zij overleed op 19 februari 2024 in haar vertrouwde Waelwick, waar zij zich omringd wist door zorgzame en liefdevolle medewerkers. Met deze terugblik wil ik hen en alle andere mensen, die ons in de lange periode van Ans’ ziekte hebben bijgestaan, danken voor hun hulp, steun en belangstelling

Waelwick, vanaf het park bij de kerk (Foto: Ad Lansink)

Vanaf het begin van de eerste revalidatie voelde mijn echtgenote Ans zich thuis in Waelwick, het revalidatiecentrum van Zorggroep Maas en Waal in Ewijk. Ik legde destijds onze ervaringen vast in een bijdrage op mijn website, ook om onze waardering jegens staf en medewerkers te uiten. Het enthousiaste verhaal bleef niet onopgemerkt. Integendeel. Uit de reacties van verzorgers en therapeuten maakten Ans en ik op, dat onze positieve ervaringen op prijs werden gesteld. In de mooie zomermaanden van 2022 konden wij weten noch vermoeden, dat het eerste verblijf met de geslaagde revalidatie in Waelwick eind 2022 en in de loop van 2023 gevolgd zou worden door drie nieuwe revalidatietrajecten, als gevolg van een tweede herseninfarct, een coronabesmetting en een gebroken heup door een onverwachte val.. 

Bezoek van Marijke Bolck-van Dam en van Edgar en Olga Verstijnen met Cesar en Adje (Foto: Ad Lansink)

Dat laatste revalidatietraject was in meer opzichten een forse tegenvaller. Na het ontslag uit Waelwick op 16 mei 2023 volgde namelijk een lange periode, waarin Ans zich met de rollator goed kon redden. Wijkzorg Nijmegen kwam elke ochtend om te helpen bij opstaan, douchen en aankleden. En twee keer per week bracht ik Ans naar Waelwick voor de dagverpleging, waarbij de vertrouwde ergo- en fysiotherapeuten haar hielpen bij het verdere herstel. Het modulair pakket van de Wet langdurige zorg met indicatie 6 bood daartoe een goed kader. De val thuis met als gevolg de gebroken heup was dus een zware tegenvaller, temeer omdat de huisarts Ans kort tevoren had verwezen naar een podotherapeut vanwege toenemende pijn aan haar rechter voet: achteraf een signaal van de verstoring van de doorbloeding.

Ans spoorde mij soms aan de omgeving van Waelwick te verkennen. Loop eens naar de Waal, zei ze. De rivier stroomt verder weg dan ik dacht (Foto: Ad Lansink)

De heupoperatie in het Radboudumc verliep goed, zij het dat doorligwonden aan de rechtervoet steeds meer pijn veroorzaakten. De wondverzorging bood onvoldoende soelaas. Na de heropname in Waelwick bleek poliklinisch onderzoek bij de afdeling vaatchirurgie van het Radbboudumc noodzakelijk, enkele weken later gevolgd door een dotterbehandeling van het rechterbeen om via een betere doorstroming van het bloed de wondgenezing aan tenen en hiel te bevorderen. Aangezien de pijn niet verminderde en de wonden ook niet genazen, vonden de artsen van Waelwick nieuw onderzoek noodzakelijk. De bij de dotterbehandeling geplaatste stents functioneerden goed, maar de bloedvaten in de voet niet. Restte de keuze tussen een zware operatie en afzien van verdere behandeling, zij het met pijnbestriiding.

Klaas en Sophie Bouwmeester met Lieuwe en Ad in de lift van Waelwick na een bezoek aan Ans (Foto: Sophie van Kempen)

Die keuze was moeilijk, ook omdat vaatchirurg en geriater duidelijk maakten dat aan amputatie van het rechter onderbeen grote risico’s waren verbonden. De afloop zou onzeker zijn, ook vanwege de moeizame wondgenezing en de relatief hoge leeftijd. Zou de amputatie slagen, dan nog zou de fantoompijn leiden tot een verminderde kwaliteit van leven. Wij besloten samen Ans van een operatie af te zien. Ans had vrede met die moeilijke beslissing, hoewel zij besefte dat ze afscheid moest gaan nemen van alle mensen en dingen die haar dierbaar waren. Gelukkig mocht Waelwick ook terminale zorg verlenen. Ans zou de laatste weken van haar leven in vertrouwde omgeving doorbrengen. Mijn gedachten aan het latere alleen verdwenen zijn tijdens de fijne gesprekken met Ans, ook over haar wensen bij uitvaart en begrafenis. Twee tot drie keer per dag reed ik naar Waelwick, waar ik onder de indruk raakte van de liefdevolle zorg, waarmee de artsen en de medewerkers van Afdeling 1 Ans omringden. 

Nel van Dam-van der Pauw met haar dochters Patricia en Carolina op bezoek bij tante Ans (Foto: Ad Lansink)

Ook de logopedisten en de ergo- en fysiotherapeuten bleven, hoewel revalidatie niet meer aan de orde was, Ans bezoeken. Wij hebben Ans in ons hart gesloten, zo hoorde ik een van hen zeggen. De wetenschap, dat Ans ook in de laatste dagen en uren van haar leven in goede handen was, was een grote troost, elke keer wanneer ik in de auto stapte om terug naar Nijjmegen te rijden. Familieleden, vrienden en buren, die afscheid kwamen nemen van Ans zagen met mij, dat Ans het steeds slechter maakte. Het praten ging moeizaam, en in haar ogen was verdriet zichtbaar. Vanaf zaterdag 17 februari kon Ans niet meer eten en drinken, om verstikking te voorkomen. Zij herkende mij, medewerkers van Waelwick nog wel, getuige de blik in haar ogen. Op 18 zondag 18 februari zag ik, dat het einde nabij was. In overleg met de verpleging ging ik zondagavond toch naar Nijmegen, om de volgende ochtend terug te keren naar Ewijk. Daar trof ik Maria van Kempen en Frans Vissers aan het bed van Ans.

Tijdens mijn wandeling naar de Waal dacht ik na over de tijd die nog komen zou: een leven zonder Ans. Nu is het zover: het koesteren van herinneringen (Foto: Ad Lansink)

Die maandag zou een moeilijke en verdrietige dag worden. Ans ging zienderogen achteruit. De pauzes tussen de ademhaling liepen aanvankelijk op, waarna de regelmaat terugkeerde. Twee keer vond ik ruimte om met Frans Vissers rond Waelwick een kleine wandeling te maken, en zelfs om even naar Nijmegen te rijden om ter afleiding daar wat te eten. Maar thuis besloot ik weer gauw terug te gaan naar Ewijk, waar Maria van Kempen was blijven waken. De situatie leek aanvankelijk niet veranderd. Maar naarmate de avond vorderde, veranderde het ritme van Ans’ ademhaling. Zij bewoog steegs minder. De krachten vloeiden weg. Omstreeks negen uur voelde Maria aan de pols van Ans, dat het einde van Ans nabij was. Ik zag dat haar ogen niet meer bewogen. We hielden haar handen vast, toen Ans om tien voor half tien vredig insliep, zonder pijn. Ik zag zelfs een dankbare blik in haar ogen. Een leven vol verbondenheid was afgesloten: een ogenblik om nooit te vergeten, zolang mij gegeven is de dierbare herinneringen aan Ans te koesteren.